Universiteit Leiden

nl en

‘Als onderzoeker leer je veel van projecten die verder reiken dan je eigen expertisegebied’

Als nieuwe hoogleraar Ontwikkelingspsychologie pleit Anna van Duijvenvoorde voor meer samenwerking in de wetenschap. Daarom moedigt ze jonge onderzoekers zich aan te melden bij een netwerk. ‘Het biedt je een bredere blik op de wetenschappelijke wereld.’

Anna van Duijvenvoorde onderzoekt in het GUTS-consortium hoe jongeren gezond en veerkrachtig opgroeien in de complexe samenleving van vandaag.

In een Leiden Psychology Blog schreef Anna van Duijvenvoorde zes jaar geleden over haar visie op academische carrières. Ze had zich voorgenomen om één van de felbegeerde jonge onderzoeksbeurzen binnen te slepen, tevergeefs. ‘Ik ben als onderzoeker opgegroeid in een systeem waarin persoonlijke subsidies centraal stonden,’ vertelt ze nu. ‘Er werd destijds veel zichtbaarheid aan gegeven en het werd sterk benadrukt in de academische wereld, uiteraard baalde ik enorm.’

Verder dan eigen expertise

In haar blog pleitte ze voor een bredere kijk op financieringsmogelijkheden en meer kansen om als jonge wetenschapper samen te werken. ‘Ik wilde delen dat er meer mogelijkheden zijn om als onderzoeker te groeien en ook wat frustratie wegschrijven. Persoonlijke beurzen bieden onderzoekers de vrijheid om hun eigen ideeën uit te werken en kunnen een enorme boost geven aan je carrière,’ zegt ze. ‘Maar ik besefte dat een goede balans nodig is. Een gezonde academische omgeving vraagt ook om samenwerkingsmogelijkheden, interdisciplinaire initiatieven die ook gezien en ondersteund worden vanuit de universiteit. Als jonge onderzoeker leer je veel van werken in teams en projecten die verder reiken dan je eigen expertisegebied. Dat is enorm waardevol! Het is die combinatie van persoonlijke beurzen én gezamenlijke projecten die je als wetenschapper vooruit helpt.’

Team science

Als lid van de Young Academy Leiden (YAL) en binnen onderzoeksconsortia, zoals het Growing Up Together in Society (GUTS) Zwaartekracht-project, werkt Van Duijvenvoorde nauw samen met wetenschappers uit andere disciplines. In het GUTS-consortium bundelen zeven universiteiten en verschillende kennispartners hun krachten om te onderzoeken hoe jongeren gezond en veerkrachtig opgroeien in de complexe samenleving van vandaag. Daarvoor volgen ze tien jaar lang de breinontwikkeling en sociale ontwikkeling van jongeren. ‘Naast wetenschappers werken we met jongeren, maatschappelijke en kennispartners. Het is per definitie team science. Hierdoor word je uitgedaagd om verder te kijken dan je eigen vakgebied. Dat is een enorme uitdaging, maar daar krijg ik ook energie van.’

‘Studentenverenigingen zijn een snelkookpan van sociale relaties’

Studentenverenigingen als snelkookpan

Het onderzoek is opgedeeld in verschillende werkpakketten, waarvan Van Duijvenvoorde er één leidt. ‘In een van de werkpakketten richten we ons op het betrekken van jongeren met uiteenlopende achtergronden. Samen met psychologen, sociologen en hersenwetenschappers kijken we naar de kansen die jongeren krijgen om bij te dragen aan de maatschappij. In een ander werkpakket werken we samen met studentenverenigingen om te onderzoeken hoe jongeren sociale relaties aangaan.’ Studentenverenigingen vormen volgens haar een soort ‘snelkookpan van sociale relaties’. In korte tijd trekken honderden studenten die elkaar niet kennen intensief met elkaar op; een uitgelezen fase om sociale ontwikkeling te bestuderen.

Niet alleen in de scanner

Waar ze zich vroeger vooral richtte op het ontwikkelende tienerbrein, is haar perspectief in de loop der jaren breder geworden. Toch blijft ze geboeid door de vraag: hoe leren jongeren? ‘In eerste instantie onderzocht ik dat door vooral naar het brein te kijken: hoe reageren hersenen op feedback, op beloningen, en hoe passen we ons gedrag aan? In ons onderzoek hebben we ontdekt dat het tienerbrein bijzonder goed is afgestemd op leren, iets wat voor sommigen misschien verrassend is.’ Hoewel ze dit onderzoek nog steeds doet, richt ze zich nu ook op sociaal leren. Dat is een onderwerp dat haar al jaren intrigeert. Hoe kijken jongeren naar anderen? Hoe leert ons brein van anderen? Hoe nemen ze gedrag en reacties van leeftijdsgenoten waar, en hoe beïnvloedt dat onze eigen keuzes? Wat kunnen we leren over leren als we niet alleen in de scanner kijken, maar ook in sociale omgevingen zoals scholen?

‘Het tienerbrein is goed afgestemd op leren’

Vernieuwend perspectief

‘Met sociaal leren kun je waanzinnig interessante experimenten doen die leerprocessen in een sociale context onderzoeken. Maar het biedt ook kansen voor meer natuurlijke, herhaalde metingen waar welzijn en leren gecombineerd worden. Bijvoorbeeld door jongeren gedurende de dag te vragen hoe ze zich voelen, wat ze ervaren in hun sociale interacties, en hoe dat hun motivatie of keuzes beïnvloedt. Door fundamentele kennis te combineren met zulke dagelijkse metingen, krijg je een vernieuwend perspectief op hoe jongeren leren, ook van elkaar.’

Motiverend lesgeven

Dat welzijn centraal staat in leren, onderzoekt Van Duijvenvoorde nu ook in een NRO-project in samenwerking met pedagogen, MBO en HBO-instellingen. ‘We testen of een training die we geven aan docenten er ook voor zorgt dat zij motiverend les kunnen geven, waardoor ze hun leerlingen hopelijk beter bereiken, deze jongeren zich beter gaan voelen en beter gaan leren.’ Die verrijking in haar onderzoek van theorie naar praktijk heeft er ook toe geleid dat ze zich meer met beleid is gaan bezighouden. Als één van de experts in de European Education Area, onderdeel van de Europese Commissie, heeft ze meegewerkt aan het rapport Supporting wellbeing at school: new guidelines for policymakers and educators, met elf aanbevelingen voor het onderwijs. ‘Op basis van die aanbevelingen kunnen we ook weer ons onderzoek uitdiepen.’

Brain rot

Uiteindelijk komt al haar werk terug op de vraag: hoe versterken we als samenleving het welzijn van jongeren? ‘Ik hoorde laatst iemand zeggen; praat niet over ‘mentaal welzijn’ maar over ‘mentaal welbevinden’. Dat is een meer actieve vorm waaruit blijkt dat je zelf invloed hebt, en dat het ook kan veranderen. Dat vind ik een mooi idee.’ Dit thema is voor jongeren relevanter dan ooit, omdat zij opgroeien in een gespannen politiek klimaat, klimaatcrisis, te midden van sociale media en prestatiedruk. ‘Enerzijds zie je jongeren mentaal welzijn meer bespreken, ook online, maar er is nog steeds veel stigma. Die twee verhalen gaan hand in hand.’ Ze ziet duidelijk hoe belangrijk de online wereld is in de leefwereld van tieners. ‘Laatst kwam hier een groep middelbare scholieren langs voor het pre university-programma. Toen ik ze vroeg waar ze graag over wilden leren, zeiden ze allemaal: brain rot.’ Oftewel: waarom voelt mijn brein na urenlang scrollen zo uitgeput en leeg? ‘Ik vind het interessant dat soort vragen samen met jongeren te beantwoorden.’

‘Jongeren bespreken mentaal welzijn meer, maar er is nog steeds veel stigma’

Vliegwiel

Als hoogleraar en sectievoorzitter van Ontwikkelings-, en Onderwijspsychologie, wil Van Duijvenvoorde uitdragen hoe belangrijk samenwerking in onderzoek en onderwijs is. ‘Als je impact wil maken moet je het toch met een team doen.’ Zelf zwaait ze in juni na vijf jaar af als lid van de Young Academy Leiden. ‘Ik ben ontzettend dankbaar voor deze tijd. Jaarlijks organiseerden we evenementen waarin je als jonge onderzoeker leert interdisciplinair samenwerken en communiceren met mensen uit andere disciplines. Ik heb het als een vliegwiel ervaren.’ Daarom wil ze, in haar leidinggevende rol, jonge onderzoekers de ruimte geven en stimuleren om ook samenwerking op te zoeken en zich bij een netwerk aan te sluiten. ‘Het biedt je een bredere blik op de wetenschappelijke wereld.’  

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.