Gezondheidszorg van de VOC: Twee eeuwen van uitdagingen en arrogantie
De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) nam gezondheidszorg heel serieus, al was dat met name uit zakelijke overwegingen. Uit het promotieonderzoek van voormalig huisarts Ton Zwaard blijkt dat de zorg goed was georganiseerd in Azië, hoewel er ook twee eeuwen lang problemen waren.
Op een replica van VOC-schip Amsterdam in het Scheepvaartmuseum werd Ton Zwaard in 2002 door de historie getroffen. Zoveel mensen die maandenlang in barre omstandigheden een reis op zee maakten. Hoe was de gezondheidszorg toen eigenlijk georganiseerd, vroeg hij zich af. Een mastercursus Geschiedenis der Geneeskunde later begon hij aan zijn promotietraject. Dit deed hij in het begin naast zijn werk als huisarts in Druten en het geven van onderwijs op de Radboud Universiteit.
Over de zorg op de VOC-schepen bleek al het een en ander geschreven te zijn, maar over de zorg in Azië tussen 1602 en 1795 was vrijwel niets bekend. Dus begon Zwaard (nu zeventig jaar oud) heel wat uren door te brengen in het Nationaal Archief in Den Haag om informatie te verzamelen.
Opleiding in hospitalen
Zwaard kreeg wel eens de vraag: Waarom houdt een handelsmaatschappij als de VOC zich bezig met gezondheidszorg? ‘Winst kan je alleen maar maken als je gezond personeel hebt’, legt Zwaard uit. En dat personeel kreeg met nogal wat gezondheidsproblemen te maken: bedrijfsongevallen, psychische stoornissen, malaria, besmettelijke ziekten en de gevolgen van oorlogen, aardbevingen en de zware overtocht vanuit Nederland.
Patiënten werden behandeld in hospitalen, wat vrij uniek was in de 17e en 18e eeuw. In Nederland bezochten chirurgijns en universitair opgeleide dokters patiënten meestal thuis. Het VOC-personeel werkte vaak in vestigingen en had niet echt een huis, waardoor hospitalen werden opgericht. ‘Wat ik verrassend vond, is dat er niet alleen maar Noord-Europese chirurgijns in Azië aan het werk waren’, zegt Zwaard. ‘Kinderen van personeel van de VOC, dat kon ook de zoon van de timmerman zijn, kregen onderwijs in hospitalen om tot chirurgijn te worden opgeleid. Omdat ik ook veel geneeskundestudenten heb begeleid, vond ik het een prachtige vondst dat daar ook een heel onderwijssysteem bestond.’
Problemen met vervoer geneesmiddelen
Hoewel de gezondheidszorg serieus werd genomen, waren de vaak goed opgeleide chirurgijns niet altijd opgewassen tegen de omstandigheden en ziektes waar ze mee te maken kregen. Zo waren er twee eeuwen lang problemen met geneesmiddelen. De chirurgijns bedreven Noord-Europese geneeskunde en hielden vast aan de medicijnen die ze kenden. Die gingen dan ook in grote hoeveelheden mee op de schepen naar Azië. Doordat de lading tijdens de lange reis nat werd, kwamen de geneesmiddelen vaak verrot aan. Het lukte de VOC twee eeuwen lang niet om dit op te lossen. Al die tijd ging de handelsmaatschappij niet over op inheemse geneesmiddelen. Zwaard: ‘Dat is denk ik arrogantie geweest. Chirurgijns wilden er met westerse geneeskunde uitkomen.’
Huidige gezondheidszorg
Ook de ziektes van patiënten wisten de chirurgijns niet altijd op te lossen. Belangrijk om daarbij op te merken is volgens Zwaard dat artsen toen nog niks wisten over virussen en bacteriën. Ze hadden wel geleerd over verschillende typen koorts en die behandelden ze. ‘De koorts was de ziekte. Er werd niet onderzocht waar die koorts vandaan kwam.’
Je moet niet met de wijsheid van nu kijken naar wat er toen gebeurde, vindt Zwaard. In zijn conclusie plaatst hij dan ook een kritische noot bij onze huidige gezondheidszorg. ‘Ook dokters van nu, weten niet alles. Uit eigen ervaring weet ik dat er veel patiënten zijn die je wilt helpen, maar waarbij je de oorzaak van hun klachten niet weet. Denk aan mensen met long covid, chronische vermoeidheid en sommige psychische klachten. Ik zou dan ook zo graag eens even mee willen kijken hoe ze over driehonderd jaar denken over onze gezondheidszorg.’