Vaarwel Gravensteen: ‘De geschiedenis droop hier van de muren’
Historisch en monumentaal, maar ook koud en kostbaar. Met gemengde gevoelens verlaat de universiteit het Gravensteen dat al dateert uit de 12e eeuw. Hoe beviel het werken en studeren in deze voormalige Leidse gevangenis?
Voor de allerlaatste keer lopen beheerders Judith de Wilde en Theo Kes door een verlaten Gravensteen. Hun voetstappen echoën door de lege ruimtes. Nu bijna alle meubels weg zijn valt extra op hoe middeleeuws dit gebouw nog oogt. Kes, die bouwkundige is, merkt op: ‘Alles is bijzonder, niets is hier standaard. Je leest in dit gebouw de geschiedenis, hoe wreed die soms ook was.’ Het oudste deel van het Gravensteen, de vierkante toren, is in de 12e eeuw gebouwd als vluchttoren voor de graven van Holland. Vanaf 1436 was het gebouw eeuwenlang een gevangenis en later zetelde hier ook de rechtbank. Kes en De Wilde wijzen op de voormalige cellen, de zware eikenhouten celdeuren en de verhoorkamers zonder ramen. ‘Dit waren alleen ruimtes om even te overleggen en geen werkkamers’, verzekert De Wilde. De royale rechtszaal boven deed dienst als college- en vergaderzaal.
Bedstee van de cipier
Sinds 1957 maakte de universiteit gebruik van het pand toen een deel van de rechtenfaculteit hier introk. De Wilde: ‘Dit gebouw heeft een enorme geschiedenis met de rechtspraak, kijk maar naar Vrouwe Justitia op het dak. Daarom was het ook zo mooi dat rechten hier zat.’ In de loop der jaren vestigden zich hier ook andere universitaire diensten zoals Studenten- en Onderwijszaken. De werkplekken waren gevestigd in de grotere vertrekken van het pand met uitzicht op het Pieterskerkplein, of het Gerecht aan de andere kant. De lagere ruimtes - zoals onder de bedstede van de cipiers - deden dienst als opslagplaats
Eeuwenoude drempels
Dat middeleeuwse ongeschonden karakter is ook een van de redenen waarom de universiteit dit pand van de gemeente Leiden verlaat. De bovenste verdiepingen waren moeilijk bereikbaar voor minder valide studenten en medewerkers, legt Kes uit. Een lift aanbrengen en de vele eeuwenoude drempels weghalen was niet wenselijk in dit monument. Door het oude enkele glas is het gebouw moeilijk warm te stoken en dat was te zien aan de energierekening. Sommige medewerkers klaagden in de personeelsmonitor over koude of juist warme werkplekken. Daar kwam bij dat door het massaal thuiswerken sinds corona, aldus De Wilde, er minder dringend behoefte was aan kantoorruimtes.
‘Ik voelde me hier niet gevangen’
Egbert Koops, hoogleraar Rechtsgeschiedenis
‘Het was een gevangenis, maar ik voelde mij er niet gevangen. In 2003 werkte ik hier als promovendus bij Rechtsgeschiedenis. Het gebouw was ook een rechtbank, tuchthuis, studiecentrum en een fantastische bibliotheek. Al die functies kwamen terug in de verschillende bouwlagen. De zware deuren, de kruip-door-sluip-door-gangetjes en halve verdiepingen, de rechtersgalerij en de cellen in het souterrain. De geschiedenis droop hier van de muren. Ik keek uit over de daken en het Gerecht waar in 1853 de laatste executie plaatsvond. De juridische bibliotheek was hier deels gehuisvest met ook de collectie van professor Meijers, die in de oorlog vervolgd werd en daarna het Burgerlijk Wetboek ontwierp. Dit gebouw en die wereld van boeken trokken mij als student al naar de rechtsgeschiedenis. Het onderhoud is kostbaar en het pand is moeilijk aan te passen aan moderne standaarden. Ik begrijp de beslissing wel, maar met pijn in het hart.’
Verschijningen
Maar er waren veel medewerkers, waaronder Kes en De Wilde, die de paar ongemakken graag voor lief namen. De Wilde werkte van 2002 tot 2008 ook in het gebouw en werd later medeverantwoordelijk voor het beheer. ‘Hier loopt je de geschiedenis binnen. Sommige medewerkers hadden zelfs weleens verhalen over verschijningen of aanwezige energieën terwijl ze alleen waren. Ik heb dat zelf niet ervaren.’
‘Onze torenkamer’
Remco Zeedijk, teamleider communicatie SOZ
‘Zo’n twaalf jaar werkte ik hier als hoofdredacteur van de studentenwebsite. In een van de mooiste gebouwen van Leiden zat ik ook nog in een van de mooiste kamers, de torenkamer. Elke dag was het een uitdaging om de steile wenteltrap te beklimmen of naar beneden te gaan voor een vergadering in een van de voormalige cellen. Vooral daar proef je de griezelige geschiedenis. Met de dikke muren, de halfvergane fresco’s en het gebrek aan daglicht, hoopte je dat de dikke celdeur niet per ongeluk op slot zou springen. Na zo’n vergadering ging ik weer al die trappen omhoog naar onze torenkamer met gelukkig veel licht. Het was er wel vaak te koud, te tochtig of te warm, maar ik had het niet willen missen. Hopelijk krijgt het gebouw een mooie bestemming die recht doet aan zijn bijzondere karakter.’
Oude tekeningen
Ook Kes had een tijd lang zijn kantoor in dit gebouw en was verantwoordelijk voor het onderhoud. ‘We hebben het Gravensteen onderhouden met respect voor het oude karakter. Bij renovaties gebruikten we de oude tekeningen en sommige aspecten zoals de kleur verf zijn weer in de oude staat gebracht.’ Hun laatste ronde voert langs de zeer steile stenen wenteltrap en eindigt in de torenkamer met een fenomenaal uitzicht over het Pieterskerkplein. Kes: ‘Ik vind het heel jammer dat we dit afstoten. Het pand verdient de universiteit, we passen bij elkaar. Het is nog niet bekend wat de gemeente ermee gaat doen. Hopelijk blijft het ongeschonden.’
Tekst: Linda van Putten