Rechtbank acht ongewenst gedrag hoogleraar aannemelijk, uitspraak over ontslagaanvraag aangehouden
Het ‘ongepaste en ongewenste gedrag’ van de hoogleraar van de Faculteit der Archeologie zoals in het advies van de Onderzoekscommissie naar voren is gekomen, is voldoende aannemelijk geworden. Tenzij de hoogleraar tegenbewijs levert. Dat stelt de Kantonrechter in Amsterdam in een (tussen)beschikking op 20 november. Ook staat volgens de rechter vast dat de hoogleraar de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden.
Het College van Bestuur (CvB) van de Universiteit Leiden heeft een rechtszaak bij de rechter aangespannen omdat het college een hoogleraar van de Faculteit der Archeologie wil ontslaan wegens ernstig en langdurig grensoverschrijdend gedrag en schending van wetenschappelijke integriteit.
De hoogleraar is hiervan beschuldigd door negentien melders die hierover uitvoerige verklaringen hebben afgelegd aan de onderzoekscommissie die vervolgens advies uitbracht aan het College van Bestuur van de universiteit.
Beslissing aangehouden
De beslissing van de rechter over het door de universiteit gevraagde ontslag van de hoogleraar is echter aangehouden, omdat deze nog in staat wordt gesteld tegenbewijs te leveren voor het grensoverschrijdende gedrag. Het gaat immers om ‘zeer ernstige beschuldigingen’, aldus de rechter. Aan de universiteit verzoekt de rechter daarnaast financiële gegevens aan te leveren, zodat de rechter meer inzicht krijgt over de financiële gevolgen van een einde van de arbeidsovereenkomst.
Onderzoekscommissie zorgvuldig
De rechter is van oordeel dat de onafhankelijke onderzoekscommissie die de aantijgingen van de melders onderzocht, uitgebreid onderzoek heeft gedaan en ‘zorgvuldig’ haar bevindingen in het advies aan het College van Bestuur heeft weergegeven. Het grensoverschrijdende gedrag van de hoogleraar dat uit haar advies aan het CvB naar voren komt, is volgens de rechter ‘voldoende aannemelijk geworden’. ‘Het is ook onaanvaardbaar', stelt de rechter. Zij vindt daarnaast dat er door de commissie voldoende hoor en wederhoor is toegepast.
Schending van wetenschappelijk integriteit
Volgens de rechter is ook voldoende aangetoond dat de hoogleraar de wetenschappelijke integriteit heeft geschonden. Het staat inmiddels vast dat de hoogleraar zonder vergunning veldwerk heeft gedaan, zo stelt de rechter in de tussenbeschikking. Daarnaast zijn zonder de vereiste vergunning uit menselijke resten tanden geëxtraheerd. Nu dit niet door de hoogleraar is ontkend, is dit ook vastgesteld, aldus de rechter.
Rol van de universiteit
In haar tussenbeschikking geeft de rechter aan dat zij bij de verdere beoordeling mee zal wegen dat ook de universiteit een verwijt kan worden gemaakt. De universiteit heeft, zo stelt de rechter, nagelaten ‘het gedrag te monitoren van (universitair hoofd-)docenten en hoogleraren, die buiten het gezichtsveld van de universiteit veldwerk laten verrichten door kwetsbare jonge studenten en promovendi’.
Daarnaast heeft de universiteit het mogelijk gemaakt dat een kleine faculteit door enkele hoogleraren of docenten ‘op geheel eigen wijze werd bestuurd’, stelt de rechter. ‘Er werd geen enkele controle uitgeoefend op gedrag dat ook in een verder gelegen verleden al niet getolereerd werd. Er had veel eerder ingegrepen moeten worden.’ De hoogleraar kreeg daarentegen steeds bevestigd dat zij goed presteerde en voor de universiteit buitengewoon belangrijk was, oordeelt de rechter. Bij de verdere beoordeling zal dit worden meegewogen, aldus de rechter.
Proces
De rechter heeft in haar beschikking bepaald dat aanvullende stukken van de hoogleraar en de universiteit moeten worden aangeleverd op uiterlijk 20 december. Hierna zal de kantonrechter deze bestuderen en bepalen hoe de procedure verder zal verlopen.
Reactie College van Bestuur
De universiteit is tevreden met de (tussen)beschikking. Voorzitter Annetje Ottow namens het CvB: ‘De voor ons belangrijkste verwijten aan het adres van de hoogleraar, het grensoverschrijdende gedrag en de schending van wetenschappelijke integriteit, worden door de rechter inmiddels voldoende aannemelijk geacht. Ook de onderzoekscommissie heeft haar werk zorgvuldig gedaan. De rechter maakt ons ook een verwijt over onze rol: er had eerder ingegrepen moeten worden. Wij trekken ons dat aan en leren daarvan. We gaan de stukken aanleveren waar de rechter om heeft gevraagd, en wachten de beslissing met vertrouwen af.’