Is extreem antisociaal gedrag te herleiden tot het brein?
De hersenstructuur van jongeren met een antisociale gedragsstoornis verschilt wezenlijk met die van hun typisch ontwikkelende leeftijdsgenoten. Dat blijk uit een internationale mega-analyse van ruim tweeduizend MRI-scans, gepubliceerd in The Lancet Psychiatry. Dr. Moji Aghajani, één van de hoofdonderzoekers, legt uit waarom die bevinding maatschappelijk en klinisch relevant is.
Is er een biologische grondslag voor antisociaal gedrag? Het is de vraag die Moji Aghajani met collega’s van over de hele wereld probeert te beantwoorden in de werkgroep Antisocial Behavior van het onderzoeksconsortium ENIGMA. ‘Een controversiële vraag,’ zegt hij. ‘Want eigenlijk zeg je dan: mensen die crimineel gedrag vertonen, agressief zijn, in de gevangenis zitten, daar is iets op biologisch niveau niet oké. Dan maak je het wel heel erg fatalistisch. Want kun je iemand dan nog wel rehabiliteren? Zijn ze dan nog wel verantwoordelijk voor hun daden?’ Maar, bepleit hij, juist om antisociaal gedrag te verminderen, of zelfs te helpen voorkomen, moet duidelijker worden hoe de hersenen van deze jongeren zich ontwikkelen.
‘Er is niet maar één hersengebied, gen of persoonlijkheidstrek relevant voor antisociaal gedrag’
Antisociaal gedrag
Aghajani en zijn collega’s analyseerden voor hun onderzoek breinscans van 1185 jongeren met conduct disorder plus die van 1253 typisch ontwikkelende leeftijdsgenoten. Conduct disorder is één van de meest voorkomende psychiatrische stoornissen onder jongeren, met vergaande sociale, emotionele, en economische gevolgen. Deze jongeren zitten vast in een chronisch patroon van ernstig antisociaal gedrag waarbij ze zich agressief gedragen, regels overtreden en grenzen van anderen schenden. Onder die jongeren laat zo’n dertig procent ook nog eens koudbloedige, psychopathische trekken zien: zo vertonen ze geen spijt of empathie als ze anderen iets aandoen. Conduct disorder wordt in sommige gevallen ook als een voorloper gezien voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis of psychopathie gedurende de volwassenheid.
Som van kleine effecten
De gebruikte data zijn afkomstig van vijftien datasets over de hele wereld. ‘Dit waren scans van jongeren uit psychiatrische instellingen en gevangenissen uit Nederland, maar ook uit bijvoorbeeld Azië, Noord-Amerika en Europa. Door deze heterogene sample zijn onze bevindingen ook beter generaliseerbaar naar de daadwerkelijke populatie,’ vertelt Aghajani. Dit verbetert tevens ook de reproduceerbaarheid van de uitkomsten. Een belangrijk aspect, gezien de replicatiecrisis.
Deze grote samples werden door de ENIGMA-onderzoekers vervolgens aan centraal-geïnitieerde mega-analyse onderworpen, een ander voordeel van samenwerken in een groot consortium. ‘Hierdoor worden de statistieken robuuster. Wat overigens niet betekent dat de effectgroottes stijgen, we zien eigenlijk het tegenovergestelde. Hoe heterogener en rigoureuzer wij te werk gaan, hoe kleiner de effecten worden. Er is niet één hersengebied, gen of persoonlijkheidstrek relevant voor antisociaal gedrag. Waarschijnlijk zijn psychiatrische stoornissen een som van allerlei kleine effectjes die bij elkaar iets kunnen verklaren.’
Controversieel onderzoek
Met dit onderzoekt bouwt de ENIGMA Antisocial Behavior werkgroep deels voort op het werk van onder andere de Leidse hoogleraar Wouter Buikhuisen, een criminoloog die in de jaren zeventig onderzoek wilde doen naar de biologie van antisociaal gedrag. Zijn onderzoek deed veel stof opwaaien onder collega’s en media, en leidde zelfs tot doodsbedreigingen en bommeldingen aan zijn adres. Door alle commotie werd Buikhuisen door Universiteit Leiden weggestuurd, maar in 2009 werd hij door de universiteit gerehabiliteerd. Inmiddels is het idee dat biologische aspecten een rol spelen bij antisociaal gedrag redelijk breed geaccepteerd.
Afwijkende hersenstructuur
In hun analyse vonden de onderzoekers allerlei afwijkingen in de structuur en morfologie van het brein onder jongeren met conduct disorder. ‘We zien dat de cortex, de schors van het brein, maar ook de subcorticale gebieden, die wat dieper in het brein liggen, bij deze jongeren kleiner en dus minder goed ontwikkeld zijn,’ vertelt Aghajani. 'Juist de samenwerking tussen die cortex en de subcorticale gebieden stelt ons in staat om complexe taken uit te voeren en onze emoties te reguleren. Ook zorgt deze koppelwerking ervoor dat we empathie kunnen tonen en ons in anderen kunnen inleven. Als onze gesprekspartner bijvoorbeeld begint te huilen, vragen we ons af: heb ik iets verkeerd gedaan?’ De grootste effecten vonden de onderzoekers dan ook bij de subgroep die ook psychopathische, koudbloedige trekken vertonen, zoals gebrek aan empathie.' Dat die hersengebieden bij jongeren met een antisociale gedragsstoornis mogelijk afwijkend ontwikkelen, kan verklaren waarom zij vaardigheden als emotieregulatie en empathie niet goed beheersen. 'Conduct disorder wordt dan ook door veel experts als een ‘neurodevelopmental disorder’ gezien, een stoornis waarbij normatieve ontwikkelingsprocessen van het brein zijn aangedaan.'
'We zien dat verschillende hersengebieden bij jongeren met conduct disorder minder goed ontwikkeld zijn'
Verstoorde hersenontwikkeling
Met hun onderzoek hebben onderzoekers van het ENIGMA Antisocial Behavior consortium aangetoond dat er bij jongeren met conduct disorder mogelijk sprake is van een verstoorde hersenontwikkeling. ‘Dit heeft invloed op al het gedrag dat ons brein aanstuurt: aandacht, emotieregulatie, gedragsregulatie en planning. Hierdoor kunnen deze jongeren consequenties voor zichzelf en anderen niet goed inschatten, ook omdat ze de empathie missen om dat te doen. Dat is misschien wel de belangrijkste onderdrukker van antisociaal gedrag: als je empathie voor iemand voelt, is het heel moeilijk om die persoon in elkaar te trappen of zijn telefoon te stelen,’ vertelt Aghajani.
De hersenontwikkeling raakt waarschijnlijk verstoord door een combinatie van biologische factoren en ongunstige omgevingsfactoren. ‘Denk bijvoorbeeld aan een moeder die tijdens de zwangerschap veel alcohol of drugs gebruikt of veel chronische stress ervaart. Dit kan de breinontwikkeling van de foetus ontregelen, waardoor haar baby een biologische kwetsbaarheid zou kunnen ontwikkelen voor psychopathologie. Als dit kind dan ook nog opgroeit in de armoede, in een wijk waar veel criminaliteit voorkomt, en daar bovenop emotionele of lichamelijk misbruik ervaart, kunnen al die factoren samen voor een verstoorde ontwikkeling van het brein zorgen. De combinatie van deze ongunstige biologische- en omgevingsfactoren kunnen dan ertoe leiden dat zo’n kind verhoogd risico loopt op ontwikkeling van antisociaal gedrag of zelfs conduct disorder.’
'Empathie is misschien wel de belangrijkste onderdrukker van antisociaal gedrag’
Antisociaal gedrag voorspellen
‘Uiteindelijk willen we met ons onderzoek een volledig beeld krijgen van conduct disorder en antisociaal gedrag, en op den duur voorspellende modellen kunnen bouwen aan de hand van risicoprofielen. Zo leren we beter wie er waarschijnlijk over de stoornis heen zal groeien, en wie beter gemonitord moet worden,’ vertelt Aghajani. Ook draagt dit onderzoek op de lange termijn bij aan een passendere behandeling voor conduct disorder, legt Aghajani uit. ‘Er is nog geen evidence-based behandelprotocol voor deze stoornis. Bij een klein deel van jongeren met conduct disorder richt men zich nu vooral op onderliggend trauma in de behandeling in de hoop dat het antisociaal gedrag ook vermindert, en soms is dat ook succesvol. Maar uiteindelijk hopen wij bij te dragen aan een behandelprotocol dat de stoornis zelf aanpakt, en effectief is bij de meerderheid van deze jongeren.'