Van modern hoogtepunt tot drama voor het milieu: beurs voor onderzoek naar vervuilende mijnen in Afrika
Ooit was de spoorlijn van Kimberley naar Kambove in zuidelijk Afrika een teken van welvaart en vooruitgang. Inmiddels kenmerken de uitgeputte mijnsteden zich door verval en vervuiling. Hoogleraar Jan-Bart Gewald ontvangt een NWO L-beurs om te onderzoeken wat de langetermijngevolgen voor de wereld zijn.
‘Kimberley was de grootste diamantmijn ter wereld’, vertelt Gewald. ‘De Britse imperialist Cecil Rhodes verdiende daar ontzettend veel geld mee, wat hem op allerlei ideeën bracht. Zoals Elon Musk tegenwoordig naar Mars wil, zo droomde Rhodes van een spoorlijn van Kaapstad tot Caïro. De mineralen die langs die lijn gevonden werden, zouden vervolgens verkocht kunnen worden.’
Rhodes begint zijn spoorlijn in 1890. In 1910 loopt de lijn langs twee andere belangrijke vindplaatsen van grondstoffen: Kabwe voor lood en zink en Kambove voor koper. ‘Destijds was dat een teken van welvaart en moderniteit’, zegt Gewald. ‘Nu zijn we honderd jaar verder en zijn de mijnen uitgeput. Wat is overgebleven, zijn vervuilde, politiek instabiele en cultureel kapotte gebieden. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is Kabwe een van de meest vervuilde plekken op aarde. Iedereen daar heeft loodvergiftiging, omdat lood en andere zware metalen er open en bloot liggen en de bevolking vaak onbeschermd zoekt naar restjes metalen die zijn achtergebleven in de mijnen. Voor Kimberley hetzelfde verhaal. De meeste van deze kleine mijnbouwers worden waarschijnlijk niet ouder dan veertig jaar.’
Meer dan de mens
Ook voor de natuur heeft de mijnbouw grote gevolgen. ‘De eerste diamanten in Kimberley werden gevonden onder een kameeldoringboom. Dat is een heel specifieke boom, die heel oud kan worden. Binnen vijftien jaar na die eerste vondst waren alle bomen, inclusief de kameeldoringboom, in een omtrek van 250 kilometer verdwenen. Ze waren gebruikt als brandstof om stoommachines aan te drijven, de mijnen te stutten, bielzen voor de treinrails te maken… Vervolgens zijn ze vervangen door eucalyptusbomen en mesquiten die geen natuurlijke vijanden hebben en zich razendsnel verspreidden door het landschap. Dit is 150 jaar geleden gebeurd, maar de gevolgen zijn dus nog steeds heel duidelijk zichtbaar.’
Om die historische transformatie gaat het Gewald in zijn nieuwe NWO-project. ‘Er zijn al heel veel antropologische studies gedaan naar zuidelijk Afrika, enorme debatten gevoerd over kapitaal en arbeid, maar er is nog maar weinig gekeken naar de gevolgen van mijnbouw voor de wereld als geheel.’ De drie steden langs de spoorlijn vormen daarbij een mooie historische casestudy. Gewald vergelijkt de ontwikkelingen in verschillende categorieën, van geografische veranderingen tot de afvalproductie die de plotselinge vestiging van 30.000 mensen met zich meebracht. ‘Toen die allemaal gingen poepen en het regende, had dat verschrikkelijke gevolgen.’
Wat zien we?
Een deel van dat onderzoek vindt in Nederland plaats. ‘Literatuur- en archiefonderzoek kun je heel makkelijk in Europa doen, maar we gaan ook op alle drie de plekken twee workshops doen. Samen met een geoloog, een archeoloog en biologen gaan we vanaf de mijnen 45 minuten lopen, waarbij zij ons gaan vertellen wat ze zien. Zo leren we het landschap lezen. Vervolgens doen we zelf hetzelfde in de andere windrichtingen om te zien welke gevolgen de mijnbouw in de praktijk heeft gehad voor deze gebieden.’
Die bevindingen moeten leiden tot twee proefschriften, een serie artikelen en een fototentoonstelling. ‘Een deel van het project is dat we analyseren hoe mensen op die foto’s reageren. Herkennen ze wat ze zien? Is het nieuw voor ze? Wat zeggen ze überhaupt?’ licht Gewald toe. ‘Ik heb niet de illusie dat ik mensen kan vertellen wat ze moeten doen, maar nu er plannen zijn voor mijnbouw in de diepzee of op planetoïden, is het goed om de langetermijngevolgen van eerdere mijnen te laten zien.’