Flitsinterview met alumnus Kees van der Staaij: ik ben en blijf een jurist in hart en nieren
Kees van der Staaij begon in 1986 aan een studie Nederlands recht in Leiden, met als afstudeerrichting Staats-en bestuursrecht. In 1991 studeerde hij af.
Waarom ging je rechten studeren en waarom Leiden? Zijn je verwachtingen waargemaakt?
Ik had grote belangstelling destijds voor het recht maar ook voor politieke wetenschappen. In die tijd had je een juridisch-politiek wetenschappelijke studierichting, een soort mengvorm van rechten en politieke wetenschappen, en dat werd alleen aangeboden in Leiden. Zo ben ik in Leiden terechtgekomen. Na de propedeuse heb ik uiteindelijk toch voor de “gewone” rechtenstudie gekozen.
Mijn verwachtingen zijn zeker waargemaakt, ik heb geen seconde spijt gehad, nooit. Ik ben na mijn militaire diensttijd (red: destijds verplicht), waar ik als tankcommandant had gewerkt, meteen begonnen als ondersteunend jurist bij de Raad van State. Dat vond ik ontzettend leuk werk. Dus mijn studiekeuze heeft mij op dit pad gebracht.
Ik ben overigens wel echt een fan van juist ook het kunnen combineren van de inzichten vanuit staats-en bestuursrecht met politieke wetenschappen. Ik heb bijvoorbeeld nog steeds het werkboek staatkunde uit mijn studie en grijp daar nog vaak op terug. In de Tweede Kamer en nu terug bij de Raad van State.
Wie/welke docent is je het meest bijgebleven?
Prof. Nieuwenhuis, hij doceerde verbintenissenrecht, springt er voor mij echt uit. Hij zette vol in op de academische traditie van mensen zelf grondig te laten nadenken. Hij gaf veel inzichten vanuit teksten uit de klassieke oudheid, Bijbelteksten, vanuit de wortels van onze oude cultuur. We komen niet alleen hier voor het positieve recht maar je wordt hier echt aan het denken gezet. Mensen met praktijkervaring vond ik ook inspirerend. Rood over sociaal recht en Kooijmans over internationaal publiekrecht.
Wat is uw mooiste of leukste herinnering uit uw studententijd?
Nou, misschien niet de mooiste maar wel een hele grappige herinnering. Een ervaring waaruit bleek dat dingen vanuit diverse perspectieven gezien kunnen worden. Er zijn gedurende mijn studententijd nogal wat fietsen gestolen. Op een gegeven moment wilde ik mijn fiets ophalen bij het station toen ik iemand aan mijn slot zag rommelen. Ik dacht daarom dat ik zowaar een fietsendief op heterdaad kon betrappen en riep natuurlijk direct dat hij van mijn fiets af moest blijven, waarop de man zei: “Prima dat jij je eigen fiets op slot zet, maar zet die van mij er niet bij op slot!”
Je bent 25 jaar lang volksvertegenwoordiger geweest en bent jarenlang fractievoorzitter geweest van een politieke partij. Had je deze loopbaan al vroeg uitgestippeld? Is er een rode draad?
Ik had al op jonge leeftijd al een grote mate van politieke belangstelling. In mijn studententijd was ik al erg betrokken, heb urenlang Handelingen (verslagen van kamerdebatten)staan kopiëren als vrijwilligerswerk voor het studiecentrum van het SGP. Ik was niet per se uit op een rol in de politiek, ik had bijvoorbeeld prima bij de Raad van State kunnen blijven. Vervolgens ben ik toch op 29 jarige leeftijd in de politiek beland en na 25 jaar weer ‘boven water’ gekomen. Ik heb deze loopbaan dus niet echt voor ogen gehad, maar het heeft er wel altijd in gezeten. Daarbij ben ik wel echt een jurist in hart en nieren in tegenstelling tot mensen die bij gebrek aan beter rechten hebben gestudeerd’. Ik hou erg van het analytische, de grondwettelijke lading, het bezig zijn met het recht. Ook als politicus bleef ik heel erg de jurist. Uiteindelijk wilde ik heel graag niet alleen met publieke domein bezig zijn, maar ook echt met hét recht, vandaar de stap weer naar de advisering bij de Raad van State.
Welke aspecten uit je studie pas je nu nog toe?
Dat stukje geschiedenis van de staatsinrichting wat uitvoerig aandacht kreeg, heb ik als buitengewoon waardevol ervaren: over die Nederlandse traditie van schikken en plooien en dat de consensus-politiek er altijd in heeft gezeten. Ook de aandacht voor onze staatsinstellingen, het belang van onze vrijheidsrechten en zowel de politiek-filosofische en grondwettelijke beschouwingen heb ik nog steeds veel aan. Ik heb zelfs laatst een paper die ik heb geschreven tijdens mijn studie teruggevonden en als achtergrond informatie gebruikt voor vraagstukken van nu, over bijvoorbeeld wanneer je politieke partijen mag verbieden.
Terugkijkend met de ervaring van nu, wat heb je gemist binnen je studie en zou je aanbevelen?
Ik merkte wel in de Kamer dat ik weinig personen-en familierecht heb gehad tijdens de studie. Dat was meer een keuzevak terwijl het uitgebreider in het curriculum had gekund. Verder, in heel mijn studietijd, zowel op middelbare school als universiteit, was alles heel erg gericht op het verwerven van cognitieve kennis. Sociale relationele vaardigheden, die je in bepaalde mate natuurlijk wel op zou kunnen doen bij studentenverenigingen, heb ik wel gemist in de studie zelf. Eigenlijk een bredere kijk bieden met psychologie en de menswetenschappelijke kant, dat had ik wel mooi gevonden.
Wat vind je het mooiste aan je huidige functie?
Dat ik kan bijdragen aan het vreedzaam samenleven met verschil. Dat ik aan de ene kant de spelregels van de rechtstaat bewaak en aan de andere kant het belang zie dat er voldoende democratische bewegingsruimte is.
Wat zou je studenten nog willen meegeven?
Doe ook gewoon lekker vakken waar je hart sneller van gaat kloppen zonder dat je direct weet wat je ermee moet, zoals taal en rechtswetenschap, retoriek. Je hebt nu de tijd en de kans om het kritische denken te scherpen. Ik ben wel fan van wat bijbaantjes maar niet te veel, neem ook de tijd om gewoon student te zijn.
En tot slot de guilty pleasure vraag..
Misschien niet zo heel guilty, maar ik vind het heerlijk om me bezig te zijn met taal en de interpretatie ervan. Zo ben ik wel eens betrapt met het voor mijn eigen plezier lezen van de Dikke van Dale…