Miljoenensubsidie voor onderzoek naar sociaal-economische aspecten van waterstoftransitie
Een consortium met onder meer Leidse economen, psychologen en bestuurskundigen gaat het maatschappelijk draagvlak voor de waterstoftransitie in Nederland onderzoeken. Ze kijken naar gevolgen op de arbeidsmarkt, de houding van burgers ten opzichte van waterstof en de investeringsbereidheid van bedrijven.
Waterstof wordt gezien als een veelbelovende duurzame energiedrager om fossiele brandstoffen te vervangen. Er is al veel onderzoek gedaan naar technologie voor grootschalige opslag en gebruik van waterstof, maar nog weinig naar maatschappelijke en economische gevolgen van de overstap naar waterstof. Wat gaat de komst van deze nieuwe energiedrager bijvoorbeeld betekenen voor de arbeidsmarkt? En hoe staan mensen tegenover het feit dat er in hun buurt misschien nieuwe leidingen of fabrieken moeten worden gebouwd om waterstof te transporteren en op te slaan? Een interdisciplinair team van Leidse wetenschappers gaat onder meer deze vragen onderzoeken. De onderzoekers maken deel uit van een groter consortium dat van NWO 13 miljoen euro ontvangt uit het Nationaal Groeifonds.
Meer inzicht in hoe burgers denken over waterstof
Dat gaan ze doen door statistische data te bestuderen én door opinie-onderzoek onder verschillende bevolkingsgroepen te doen. Het primaire doel: wetenschappelijke kennis verzamelen over sociaal-economische aspecten van de waterstoftransitie. ‘Maar deze kennis kan ook zeker toegepast worden, bijvoorbeeld door de overheid’, benadrukt hoogleraar Economie Olaf van Vliet. ‘Beleidsmakers krijgen hiermee bijvoorbeeld meer inzicht in zaken waar burgers zich zorgen over maken bij waterstof - gaat dat vooral om banen en vaardigheden die je nodig hebt om die banen te kunnen uitoefenen? Of juist andere risico’s, kosten of voordelen? En verschillen deze zaken bijvoorbeeld tussen regio’s, inkomens- of leeftijdsgroepen? De kennis kan worden gebruikt voor het opstellen van beleid.’
Gevolgen voor de arbeidsmarkt
Het team gaat ook meerdere kanten van de impact van waterstof op de Nederlandse arbeidsmarkt onderzoeken. Onder meer: zal de grotere rol van waterstof op regionaal niveau leiden tot de komst van meer groene banen, tot de vervanging van ‘fossiele’ banen of tot allebei? Een tweede deel van dit onderzoek spitst zich toe op de vaardigheden die nodig zullen zijn in banen die verband hebben met de waterstoftransitie. Van Vliet: ‘Om een voorbeeld te noemen, op de tweede Maasvlakte komt een groot waterstofproject. En ook voor andere projecten zijn de komende jaren tienduizenden werknemers nodig. De huidige arbeidsmarkt is ontzettend krap, die mensen zijn er niet echt. Dus die moeten ergens vandaan komen. De vraag is dan: wie zijn dat? Welke vaardigheden hebben ze nodig en welke vaardigheden bezitten mensen nu? Dat kunnen we bekijken op basis van statistische gegevens.’
Het arbeidsmarktonderzoek stort zich ook op de vraag hoe zwaar de gevolgen voor de arbeidsmarkt zullen wegen bij de maatschappelijke acceptatie van de komst van waterstof. Vindt de burger economische aspecten het belangrijkste, of wegen juist andere factoren zwaarder? ‘Hier gaan we een vernieuwende link leggen tussen de psychologie en de politieke economie, voegt Van Vliet enthousiast toe.
Investeringsbeslissingen van bedrijven
Het onderzoek gaat zes jaar duren. Zijn de onderzoekers niet bang dat technologische aspecten de onderzoeksresultaten dan hebben ingehaald? ‘Dat risico bestaat’, geeft Van Vliet toe. ‘Maar in de techniek van waterstof zijn we nu relatief ver, terwijl de sociaal-economische kant nog nauwelijks is belicht. De transitie stokt door het uitblijven van investeringen in het opschalen van de productie van waterstof, en dat hangt weer samen met het vertrouwen van de maatschappij in die waterstoftransitie. Als bedrijven het gevoel hebben dat burgers of consumenten onvoldoende die transitie steunen, dan gaan bedrijven er ook niet in investeren. Bovendien, we werken gedurende het onderzoek ook nauw samen met onderzoekers en bedrijven die zich bezighouden met de techniek.’
Interdisciplinair team
Die verbinding tussen vakgebieden, oftewel de interdisciplinariteit, is een belangrijk kenmerk van de Leidse onderzoeksgroep, die naast Olaf van Vliet bestaat uit Emma ter Mors, Hendrik Vrijburg, Sarah Giest, Lars van Doorn, Ron Diris, Marion Collewet en Wilco van Dijk. ‘Het afgelopen jaar hebben economen, psychologen en bestuurskundigen uit drie faculteiten intensief met elkaar samengewerkt om deze groep op te bouwen’, vertelt Van Vliet. ‘We gaan bijvoorbeeld gezamenlijke surveys opstellen. Enorm spannend, omdat daarin inzichten uit onze verschillende disciplines samenkomen. We gaan ook gezamenlijke publicaties schrijven.’ Ook verwacht het team veel van de samenwerking met de andere partners in het HySUCCESS (Social, User aCCeptable, Economically Sustainable Systems for hydrogen)-consortium. Dat bestaat uit tien universiteiten, vijf hogescholen, vier commerciële partijen en een brancheorganisatie.
Tekst: Jan Joost Aten