In memoriam: Rudy B. Andeweg (1952-2024)
Op vrijdag 28 juni 2024 is emeritus professor dr. Rudy B. Andeweg overleden. Met zijn overlijden gaat een belangrijk wetenschapper verloren. Een groot verlies voor de politieke wetenschap en de nationale en internationale politicologische gemeenschap. We gedenken een uitstekend onderzoeker, begenadigd docent, capabele bestuurder en betrokken en loyale collega.
In 2015 schreef Rudy Andeweg in een bundel ter gelegenheid van het 65-jarig bestaan van de Nederlandse Kring voor Wetenschap der Politiek (NKWP) een hoofdstuk over de geschiedenis van de Leidse politicologie. Hij was hiervoor bij uitstek gekwalificeerd. Rudy was in 1988 hoogleraar Empirische Politicologie geworden. Op 18 mei 2018 hield hij in het Academiegebouw aan het Rapenburg – Leidse traditie! - zijn afscheidsrede. Rudy was kenner van binnenuit van die geschiedenis van de Leidse politicologie; Rudy wàs tot op zekere hoogte die geschiedenis.
Fors wetenschappelijk oeuvre
Wie het forse wetenschappelijk oeuvre van Rudy bekijkt, ziet diepgang, rijkdom en breedte, èn een accentverschuiving in zijn onderzoek: van massa- naar eliteniveau. Met een constante, namelijk aandacht voor politieke houdingen en politiek gedrag binnen de betekenisvolle institutionele context van de parlementaire democratie.
Andeweg begon in 1970 zijn studie politicologie, of beter: de studierichting Juridisch-Politieke Wetenschap (JPW) aan de Leidse Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Deze studie rondde hij in 1975 af, in 1976 gevolgd door een MA opleiding Political Science van de University of Michigan (USA). Michigan was het mekka van kiezersonderzoek en zijn verblijf aldaar vormde de basis van zijn dissertatie-onderzoek. Op 18 november 1982 verdedigde hij zijn onder supervisie van Hans Daalder en Galen Irwin geschreven Dutch Voters Adrift: On explanations of electoral change (1963-1977). De bestudering van de ‘op drift geraakte’ Nederlandse kiezer is er sindsdien niet minder relevant op geworden.
Voorliefde voor Groot-Brittannië
Echter, al voor zijn verdediging begon Rudy te werken bij een voormalige wetenschappelijke medewerker van de Leidse rechtenfaculteit, Herman Tjeenk Willink, die Regeringscommissaris voor de reorganisatie van de Rijksdienst was geworden. Na zijn promotie bleef Andeweg dat nog een jaar doen. Zijn belangstelling voor het functioneren van politieke instituties kreeg hierdoor allicht een stimulans. Belangrijk voor het vervolg van zijn loopbaan was dat Rudy in 1984 het prestigieuze Huygensstipendium van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek (ZWO, tegenwoordig NWO) ontving, waardoor hij vijf jaar onderzoek kon doen. Dat onderzoek betrof de besluitvorming in de Nederlandse ministerraad. Het stipendium maakte het tevens mogelijk dat hij voor een eerste keer een jaar kon verblijven op het Nuffield College, Oxford. Als zijn voorliefde voor Groot-Brittannië niet al aanwezig was, wellicht gevoed door zijn huwelijk met een lerares Engels, dan heeft dit verblijf in Oxford er zeker aan bijgedragen. De anglofiel Rudy Andeweg toonde zich in zijn waardering voor de Britse onderzoekscultuur, maar niet minder in een voorkeur voor Britse auto’s en detectives.
Oog voor institutionele inbedding
In zijn oratie sloot Rudy in 1988 aan bij de internationale ontwikkeling van het zogenoemde neo-institutionalisme in met name de sociale en economische wetenschappen. Hij zette zich af tegen het naoorlogse behavioralisme dat gedrag van individuen bestudeerde zonder werkelijk oog te hebben voor de institutionele inbedding en de invloed daarvan op gedrag. Met ‘atomisme’ als gevolg, plus de neiging tot de relatief eenvoudige bestudering van ‘ambteloze burgers’ in plaats van bestuurders, ambtenaren, rechters of ministers. “We weten zodoende meer van politieke actoren naarmate zij minder belangrijk zijn”, stelde hij enigszins provocerend. Het maakt zijn accentverschuiving in onderzoeksthematiek te meer begrijpelijk, en gaf verder richting aan zijn latere onderzoekagenda.
Bestuurlijke verantwoordelijkheden
Elk voordeel heb zijn nadeel. Zijn hoogleraarsbenoeming bracht mee dat Rudy tot zware universitair-bestuurlijke verantwoordelijkheden werd geroepen. Van 1990 tot 1993 was hij voorzitter van de vakgroep, in de periode 2003-2006 nogmaals. Van 1996 tot 1998 was hij decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen (FSW), waar het zwaartepunt van de opleiding politicologie was komen te liggen en waar zij in 2001 in haar geheel naar zou verhuizen. Als decaan kreeg Rudy te maken met de netelige kwestie-Diekstra. Hij werd tevens onder meer vicevoorzitter van het Leids Universiteits Fonds en voorzitter van de Nederlandse Kring voor Wetenschap der Politiek. Zijn ‘vroege’ benoeming tot hoogleraar en gerelateerde bestuurlijke taken hebben het opbouwen van een gezaghebbend, omvangrijk oeuvre echter niet in de weg gestaan. Zijn arbeidsethos – een calvinistische jongen uit Katwijk, immers – droeg zonder twijfel bij aan een gestage onderzoeksoutput op hoog niveau.
Gewaardeerd docent
Niet elke goede onderzoeker is tevens een goed docent. Rudy wel. Hij ontving in 2005 de Casimirprijs voor de beste docent binnen de FSW. Hij gaf les in alle programma’s op alle niveaus in het Nederlands en Engels, in de vergelijkende politicologie, politieke psychologie en Nederlandse politiek. Met Galen Irwin schreef hij een leer- of handboek over Nederlandse politiek: een moderne klassieker - Governance and Politics of the Netherlands – waarvan in 2020 de zesde versie verscheen, met promovendus Tom Louwerse als derde auteur.
Relatie tussen burgers en politiek
Met Herman van Gunsteren mengde Rudy zich in het debat over de veronderstelde vertrouwensbreuk - ‘de kloof’ - tussen burgers en politiek, lang voordat Pim Fortuyn en de zijnen op het politieke toneel zouden verschijnen. Zij publiceerden Het Grote Ongenoegen: Over de kloof tussen burgers en politiek (1994), een boek dat helderheid in het zogenoemde kloofdenken beoogde te brengen. Een nadrukkelijk zichtbaar deelnemer aan het publieke debat is Rudy overigens nooit geweest: slechts af en toe meldde hij zich op opiniepagina's, nog minder vaak als duider op televisie. Zijn bijdragen aan het publieke debat leverde hij op andere wijze, met het voor een breed publiek beschikbaar maken van onderzoeksresultaten. Het boek over de 'kloof' is een voorbeeld, de zogenoemde 'democratic audit' waaraan Rudy met zijn Twentse collega Jacques Thomassen leiding gaf, wellicht het meest ambitieuze. Naar buitenlands voorbeeld lieten zij in 2010-2011 tal van bestuurskundigen en politicologen op deelonderwerpen het democratisch gehalte van de Nederlandse politiek (in brede zin) doorlichten. Dat resulteerde in de vuistdikke bundel Democratie doorgelicht, die vergezeld ging van een door de redacteuren geschreven essay Van afspiegelen naar afrekenen? Als lid (2017) en vicevoorzitter (2018) van de Kiesraad gaf Rudy nog weer op andere wijze uitdrukking aan zijn grote kennis van en betrokkenheid bij de electoraal-democratische organisatie van Nederland. Het valt daarbij extra te betreuren dat Rudy, die eerder al concrete suggesties voor wijziging van het Nederlandse kiesstelsel had gedaan, niet verder mee kan denken en werken aan dat kiesstelsel, zeker nu in het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet-Schoof een wetsvoorstel voor ‘een nieuw kiesstelsel voor de Tweede Kamer ter versterking van de regionale band tussen kiezers en gekozenen’ is aangekondigd.
Eveneens met Thomassen heeft Rudy herhaaldelijk het zogeheten Parlementsonderzoek georganiseerd, en daarover gepubliceerd. Nederlandse parlementsleden worden daarbij bevraagd over hun achtergrond, rolopvattingen en inhoudelijke meningen. Onderzoek naar Kamerleden heeft zich ontwikkeld tot een Leidse traditie: drie van zijn promovendi (Tom Louwerse, Cynthia van Vonno, Tim Mickler) verdedigden proefschriften over diverse aspecten van parlementair functioneren. Eind 2017 gaf Andeweg leiding aan een nieuwe editie van het parlementsonderzoek, op verzoek van de Staatscommissie parlementair stelsel; voor 2025 staat een nieuw Parlementsonderzoek op de rol, nu geleid door Louwerse en Van Vonno.
Focus op elitegedrag
Het gedrag van Nederlandse politieke elites tijdens de periode van verzuiling werd bekend door werk van Hans Daalder en Arend Lijphart. Laatstgenoemde publiceerde hierover in 1968 een standaardwerk: Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek. Lijphart werkte bij de Leidse vakgroep politicologie toen Rudy er studeerde, maar hij werd niet gekneed in zogeheten consociationalism, zoals Lijphart het gedrag van elites typeerde: terwijl de samenleving zuilsgewijs diep verdeeld was, werkten de elites compromisbereid samen. Pacificatiepolitiek. In 2000 zette Rudy alle voors en tegens van die pacificatiepolitiek in een gezaghebbend artikel over 'Consociational Democracy' nog eens helder uiteen. Afwezigheid van oppositie en overheersing door elites bij een hoge mate van politiek apathie op massaniveau is geen teken van een vitale democratie, concludeerde Rudy. De opkomst van rechts-populistische partijen in Oostenrijk, België en Zwitserland wees daar ook op. In Nederland was dat laatste nog niet gebeurd, maar Rudy achtte elitegedrag noodzakelijk dat meer op competitie dan op consensus was gericht. Een jaar later verscheen ‘plots’ Pim Fortuyn – niet echt verrassend, in het licht van Rudy’s analyse.
Erkenning
Waardering en erkenning voor Rudy’s wetenschappelijke verdiensten bleek onder meer uit zijn verkiezing tot lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) in 2006 en van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW) in 2007. Waardering bleek evenzeer uit zijn benoeming tot voorzitter van de Nederlandse Kring voor Wetenschap der Politiek (2011-2015) en tot voorzitter van het Europees Consortium for Political Research (ECPR, 2015-2018). Na het uitspreken van zijn afscheidsrede in mei 2018 ontving Rudy een koninklijke onderscheiding (Officier in de Orde van Oranje-Nassau).
Rudy bleef actief als onderzoeker, en als lid van de Kiesraad. Totdat zijn lichaam hem meer en meer in de steek liet, vanaf half juni 2024 snel in de richting van de fatale afloop op 28 juni. Op wrange wijze werden de artsen geconfronteerd met het aan Steve Stills ontleende motto van Rudy’s proefschrift: ‘There is something happening here/What it is ain’t exactly clear’. Misschien zal de precieze oorzaak nooit boven tafel komen. Wat echter volstrekt duidelijk is, is onze blijvende herinnering aan Rudy Andeweg als uitstekend onderzoeker, begenadigd docent, capabele bestuurder en betrokken en loyale collega.
Joop van Holsteyn, Ruud Koole en Galen Irwin
Instituut voor Politieke Wetenschap, Universiteit Leiden