De dag van Jasper
Jasper Knoester is de decaan van de Faculteit Wiskunde & Natuurwetenschappen. Hoe gaat het met hem, wat doet hij precies en hoe ziet zijn dag eruit? In elke nieuwsbrief geeft Jasper een inkijkje in zijn leven.
Donderdag 20 juni
'Ik zit om kwart over 7 aan het ontbijt in Zürich, met een tiental collega’s uit Leiden. We nemen deel aan het halfjaarlijkse congres van de alliantie UNA Europa waarin we een van de 11 partners zijn. Ik ben gisteren aangekomen; een aantal anderen is er al een dag langer. Dit is een mooi moment om even bij elkaar te zitten, voordat we uitwaaieren naar verschillende sessies. Ervaringen uit de diverse bijeenkomsten van gisteren worden uitgewisseld en een aantal doelstellingen voor Leiden doorgesproken.
Om half negen mag ik het spits afbijten in de Executive Workshop over de strategie voor externe fondsenwerving. Ik houd een pleidooi om gezamenlijk een groot Co-fund-voorstel in te dienen binnen Horizon Europe, waarbij mijn target is om rond de 100 promotieplaatsen binnen te halen. Die kunnen dan uitgezet worden door de zes ‘self-steering committees’ van UNA Europa, de gemeenschappen van onderzoekers die de gezamenlijke inhoudelijke strategie vormgeven. Vanuit mijn ervaring met internationale onderzoekssamenwerkingen weet ik dat die goed opgezet kunnen worden met promotietrajecten. Liefst met promovendi die op twee verschillende plaatsen begeleid worden (de zogenaamde co-tutelle) of paren van promovendi die complementair aan een programma werken.
Ik krijg bijval voor mijn pleidooi, maar niet iedereen is enthousiast. Co-fund is een programma dat cash matching (een eigen financiële bijdrage) vraagt en dat is voor sommige partnerinstellingen een lastige hobbel. In een grote bijeenkomst als deze kom je moeilijk uit dit soort discussies, maar uit de gesprekken in de pauzes later op de dag maak ik op dat het zaadje wel geplant is en er zeker een “coalition of the willing” is die mee wil doen. Andere sprekers in de sessie richten zich op filantropische fondsenwerving en op werving op basis van nationale programma’s. Zeker de eerste deelt interessante ervaringen.
In de tweede helft van de ochtend lees ik de stukken die in de middag de revue gaan passeren. Intussen heb ik contact met Pieter Schipper en Anouschka Versleijen (directeur Luris), die in Leiden heel hard aan het werk zijn aan ons voorstel voor het nationale Beethovenprogramma, gericht op versterking van de arbeidsmarkt voor de microchip-industrie. Morgen is de deadline en er lopen nog stevige discussies met andere partijen over wat onze inbreng zou mogen zijn. Fijn is dat we intern een goed idee hebben ontwikkeld over wat we willen en kunnen bijdragen: een stevige verhoging van de masterinstroom in de natuurkunde, sterrenkunde, scheikunde, informatica en wiskunde, bereikt door speciale tracks in te richten die sterk op een uitstroom naar de industrie zijn gericht. Zelfs als we geen fondsen uit het programma zouden ontvangen, lijkt het me nog steeds de moeite waard stappen te zetten in de voorgestelde richting.
Na de lunch zijn er twee grote vergaderingen, met name gericht op onderzoeksstrategie. We leggen ons vast op de sleutelpunten: gezamenlijke onderzoeksfondsen, ‘seed funding’ voor kleine samenwerkingsprojecten, gezamenlijk training van promovendi en zomer/winterscholen. Na afloop dineren we in de bibliotheek van de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Zürich. Heel bijzonder om in een bibliotheek te eten, en dan ook nog in een zeldzaam mooie, moderne bibliotheek, gesitueerd in een klassiek gebouw. Ik praat met veel collega’s en doe intussen met onze rector Hester Bijl het laatste duwwerk om onze bijdrage aan Beethoven goed te laten landen.
Terug in het hotel help ik Jasmijn op afstand met een paar passages in haar profielwerkstuk. Het onderwerp is gezondheidsproblemen veroorzaakt door een ontregelde biologische klok. Een slecht slaapritme blijkt grotere gevolgen te kunnen hebben dan ik dacht. Omdat ik morgen vroeg op moet voor de terugreis, volg ik het impliciete advies en doe voor middernacht het licht uit.'