De kleur paars: waarom deze zo belangrijk is voor onze nieuwe decaan
Tijdens de Nieuwjaarsreceptie bij FSW gaf nieuwe decaan Sarah de Rijcke haar maidenspeech. Het eerste officiële moment waarop zij de mogelijkheid heeft om te delen waar ze voor staat en wat we van haar kunnen verwachten. Mocht je er niet bij zijn geweest, of je wilt de hele speech nog eens rustig teruglezen: hieronder vind je de integrale tekst van haar speech.
Dank je wel Kristiaan (voor de introductie tijdens het event - red.), ik ben echt blij om hier te zijn, het is heel goed om jullie te zien, ik hoop dat jullie allemaal een ontspannende vakantie hebben gehad.
Dit is het begin van mijn decanaat van de Faculteit der Sociale Wetenschappen en ik wil een moment nemen voor een speciaal woord van dank aan mijn voorganger Paul Wouters, die hier vandaag ook is.
Paul: ik wil jou en de anderen in het vorige faculteitsbestuur bedanken voor jullie leiderschap in de afgelopen jaren. Ik herinner me nog dat jij dit soort toespraken gebruikte om een statement te maken. Zo droeg je, als ik me goed herinner, een keer een sjaal met de kleuren van de regenboog. Bedankt dat je je tijd als decaan hebt gebruikt om de faculteit naar een meer inclusieve instelling te brengen.
Daardoor geïnspireerd heb ik besloten om vandaag iets paars aan te trekken. Niet alleen omdat het de lievelingskleur van mijn zoon is, maar ook omdat ik zo kan laten zien waar ik als jullie nieuwe decaan voor sta.
Ik hecht veel waarde aan het bevorderen van gemeenschapsgevoel, van saamhorigheid. Een van de strategische doelen van ons Instituut voor Psychologie is om "1 instituut" te zijn, een collectief. En ik zou graag denken dat dit ook een ambitie is voor onze faculteit in het algemeen: om samen (ergens voor) te staan, om een gedeeld gevoel van een hoger doel te hebben, en om een diverse gemeenschap op te bouwen die diversiteit en inclusie bevordert, en strijdt tegen ongelijkheid en intolerantie, met empathie en zorg.
Vooral in tijden als deze, met politieke onrust en oorlogen in verschillende delen van de wereld; wat ons allemaal raakt.
De kleur paars. Als dochter van een beeldend kunstenaar, een schilder, die het grootste deel van haar jeugd doorbracht in de buurt van uitgeknepen verftubes en de geur van terpentine, is wat mij fascineert aan de kleur paars dat het moeilijk is om het vast te pinnen of te definiëren. De grenzen zijn vaag. Is het roodachtig blauw of blauwachtig rood? Of is het iets ertussenin, een beetje van allebei?
De kleur paars is moeilijk te classificeren.
Tegelijkertijd is hij overal. Maar het vereist geduld, tijd en het getrainde oog van een kunstenaar om dat te zien. Om het te zien in schakeringen van struiken als je door het park wandelt, in de zonsondergang op het strand, in schakeringen van gezichten, waarmee mijn vader portretten schilderde.
Dit soort zorgvuldig onderzoek en aftasten is ook iets wat wetenschappers doen; we vragen ons altijd af wat het is dat we waarnemen, we zijn geïnteresseerd in classificeren en determineren, maar altijd met het oog op de volgende vraag of het volgende moeilijke onderwerp. Net als schilders zijn ook wij getraind om een grote tolerantie te hebben voor vage grenzen en voor het onbekende.
En hoe verder je komt, hoe meer onderzoek je doet, hoe meer je je realiseert dat er zoveel meer is dat je eigenlijk niet weet. En dat we anderen nodig hebben om te groeien en vooruit te komen.
We moeten samenwerken en een sterk mechanisme daarvoor is inter- en transdisciplinair werk. Dat is een van de strategische doelen van onze faculteit voor de toekomst.
De kleur paars is moeilijk vast te pinnen of te definiëren en verschilt in dat opzicht een beetje van andere kleuren. En dat vind ik mooi aan paars, zoals ik ook hou van mensen die niet netjes in hokjes passen, wat soms een uitdaging kan zijn voor het leiderschap. Maar uiteindelijk denk ik dat als er genoeg respect en vertrouwen en zorg is tussen mensen, een organisatie alleen maar kan leren van het bestaan van verschillen.
In een omgeving zoals onze faculteit, rijk aan verschillen als het gaat om de disciplines die we huisvesten, de achtergronden van onze studenten en medewerkers, hun ervaringen en perspectieven, wordt het leren versterkt als we al deze verschillen respectvol en met zorg naast elkaar zetten.
Ik heb me daarom in het paars gekleed omdat deze kleur een manier is om de waarde te benadrukken van het respecteren van elkaar en het samenwerken over verschillen heen en over grensconflicten heen. Dit geldt voor alle organisaties, maar er is ook iets specifieks aan het wetenschapssysteem dat ik niet onbenoemd wil laten voordat ik afsluit met een meer vrolijke noot.
Sommigen van jullie zijn misschien bekend met het boek en de film The Colour Purple. Het volgt het leven van Celie, een Afro-Amerikaanse vrouw in het zuiden van de VS in de jaren 1900. Een leven vol misbruik, racisme en trauma. Maar het einde van het verhaal is dat haar liefde voor zichzelf groeit naarmate ze zelfverzekerder en onafhankelijker wordt. De kleur paars wordt hier gebruikt om te verwijzen naar haar empowerment, haar groeiende zelfvertrouwen en gevoel van trots.
Ik wil een soortgelijke verhaallijn voor wetenschap.
Helaas vertoont het wetenschapssysteem wereldwijd op dit moment een aantal grote gebreken, waaronder buitensporige concurrentie, vormen van vooringenomenheid en een gebrek aan openheid.
Dit is niet iets dat alleen kan worden opgelost door ons eigen gedrag te veranderen; het is duidelijk dat deze structurele problemen ook moeten worden aangepakt door bepaalde bestuursmaatregelen en beleidsinstrumenten te veranderen.
Mensen die mijn onderzoek kennen, weten dat ik me de afgelopen jaren veel zorgen heb gemaakt over de perverse effecten van onderzoeksbeoordeling. In mijn onderzoek ontdekte ik dat metriekgedreven beoordeling een aantal ongezonde neveneffecten heeft.
Dit denken met indicatoren heeft ook gevolgen voor de 'sociale' aspecten in de academische wereld. We hebben het dan over zaken als afnemende collegialiteit, een afnemend gemeenschapsgevoel of slecht leiderschap.
Deze cultuur wordt tegenwoordig ook gedreven door de druk om financiering veilig te stellen in competitieve cycli van vier jaar. Dit maakt het erg moeilijk voor onderzoekers om langlopende, risicovolle projecten te doen, of om te werken op gebieden die een grote impact hebben op de maatschappij maar niet zo vaak geciteerd worden, zoals toegepaste wetenschappen of sociale wetenschappen. Het gevolg is dat onderzoeksagenda's niet altijd gericht zijn op wat de maatschappij echt nodig heeft. Bovendien kan al deze concurrentie ervoor zorgen dat wetenschappers minder snel geneigd zijn om samen te werken, wat cruciaal is voor het oplossen van complexe problemen.
Een van mijn favoriete personages aller tijden is Pippie Langkous. Ik weet nog dat ik als kind naar de tv-serie keek. Pippi had een geweldige uitspraak: "Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan". Daar ben ik helemaal weg van. En ik denk dat we in de academische wereld deze houding meer moeten aanmoedigen dan we nu doen. We moeten het experimenteren met nieuwe dingen stimuleren, uit onze comfortzones stappen en lef hebben zonder onszelf al te serieus te nemen. Maar eigenlijk zien we bij beginnende academici het tegenovergestelde. Veel van hen hebben te maken met angst en een ongezonde druk om zich aan problematische normen te houden. Een van de redenen waarom ik decaan wilde worden, was om dit te helpen veranderen, om hen te helpen zich mondiger en zelfverzekerder te voelen.
En om dat te bereiken vraagt iets van ons allemaal, en misschien in het bijzonder van mensen met een leidinggevende functie. Ik ben dan ook blij dat ik in mijn nieuwe rol kan samenwerken met een geweldig team collega's, waaronder Kristiaan, Vicedecaan Onderwijs, Rolf Oosterloo als Portefeuillehouder Bedrijfsvoering, en Laura Boncz, onze assessor. En ik wil in het bijzonder Bart Barendregt in het zonnetje zetten, die - net als ik - nieuw is in het faculteitsbestuur en de rol van Vicedecaan Onderzoek op zich zal nemen.
Daarmee wens ik jullie een kleurrijk nieuw jaar!