Wie betaalt onze energietransitie?
Het nieuwe SDG-leningenfonds van de Nederlandse Ontwikkelingsbank voor groene energie in het Zuiden is misschien niet zo positief als het lijkt. Hoogleraar antropologie Marja Spierenburg maakt zich zorgen over de mogelijke gevolgen voor lokale gemeenschappen.
De roep om klimaatcompensatie
Vooruitlopend op de 28e Klimaattop in Dubai heeft de Nederlandse Ontwikkelingsbank (FMO) een leningsfonds voor de Sustainable Development Goals (SDG) gelanceerd. Lage- en middeninkomenslanden ten zuiden van de evenaar vragen om vergoeding voor de schade die klimaatverandering heeft aangericht aan hun leefomgeving en economie. Ze hebben veel minder bijgedragen aan deze klimaatverandering in vergelijking met welvarende landen.
Na lang verzet, met name van de VS en de EU, is er tijdens de top in Egypte in 2022 eindelijk een overeenkomst bereikt. Deze overeenkomst richt een schadefonds op om ontwikkelingslanden te ondersteunen bij de gevolgen van klimaatverandering-gerelateerde rampen. Het bijdragen aan dit fonds verloopt echter traag, omdat landen het niet eens zijn over welke landen recht hebben op compensatie en welke landen moeten bijdragen. Bovendien eindigde de klimaattop in Egypte met weinig hoop op een significante vermindering van de impact van westerse landen op klimaatverandering.
Investeren in groene energie op het zuidelijk halfrond
Het SDG-leningenfonds wil hier verandering in brengen. Het is een samenwerking tussen het FMO, de MacArthur Foundation en een grote internationale verzekeringsmaatschappij. Het fonds stelt partners uit de private sector in staat om in totaal een miljard euro te investeren in groene energieprojecten, duurzame landbouw en kleine en middelgrote ondernemingen in lage- en middeninkomenslanden.
Waar wordt deze groene energie voor gebruikt?
Het nieuwe kredietfonds dat FMO heeft gelanceerd, lijkt een goede stap voorwaarts. Investeren in groene energieprojecten om ontwikkeling te bevorderen zonder bij te dragen aan klimaatverandering, klinkt als een goed doel. Maar waar gaat deze groene energie voor gebruikt worden? Helpt het arme burgers toegang te geven tot schone en betaalbare elektriciteit, wordt het gebruikt voor energie in lokale scholen en ziekenhuizen, of zal het helpen bij de ontwikkeling van lokale bedrijven en industrieën? Een recent bezoek van de koning en demissionair premier Rutte aan Zuid-Afrika wijst helaas in een andere richting.
Voor lokaal gebruik of voor Europa's energietransitie?
Mark Rutte zegt dat Nederland wil fungeren als het centrum voor de invoer van groene waterstof voor Noord-Europa. Samen met Denemarken heeft Nederland het SA-H2 fonds opgestart in Zuid-Afrika om groene energieprojecten te financieren. Maar in plaats van groene stroom beschikbaar te stellen aan de lokale bevolking en economie, in een land met veel stroomuitval door een slechte infrastructuur en waar bijna 25% van de mensen nog steeds geen stroom heeft, wordt de groene energie gebruikt om waterstof te produceren voor de energieverandering in Noord-Europa.
De kosten van de waterstofrevolutie
Het maken van waterstof via elektrolyse vraagt veel energie en water, wat een groot probleem is in een land dat nog steeds herstelt van een van de ergste droogtes ooit. De belofte van inkomsten uit de export van waterstof is aantrekkelijk voor een land dat hard is getroffen door de recente Covid-19 crisis, waar de toerisme-industrie instortte en geld lenen duurder werd dan in Europese landen. De banen die worden gecreëerd door de waterstoffabrieken zouden moeten bijdragen aan lokale ontwikkeling, maar er worden geen vragen gesteld over wat voor banen het zijn, voor wie ze zijn, en onder welke voorwaarden. Ook wordt er niet gekeken naar de gevolgen van de hoge vraag naar energie en water voor andere lokale industrieën, bedrijven, of de informele economie.
Afrika als hub voor grondstoffenwinning
Op deze manier blijft Afrika een plek voor goedkope grondstofwinning, zonder veel aandacht voor het feit dat onze toekomst wereldwijd met elkaar verweven is. Voortdurende uitbuiting en milieuschade zullen gevolgen hebben voor het onderwerp dat Nederlandse kiezers zo belangrijk vinden - migratie.