Veel bestrijdingsmiddelen in Nederlands zwem- en natuurwater: niets nieuws
Het rapport dat het Centrum voor Milieuwetenschappen van de Universiteit Leiden onlangs afrondde, kreeg veel media-aandacht. Toch was al veel langer bekend dat Nederlands oppervlaktewater te veel giftige bestrijdingsmiddelen bevat. ‘We zullen met veel sectoren in Nederland gewoon ons leven moeten beteren’, reageerde demissionair minister Harbers. Er dreigt een crisis zoals die met stikstof bij te komen.
Het Centrum voor Milieuwetenschappen onderzocht in opdracht van Natuur & Milieu de aanwezigheid van de 38 meest toxische chemische bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater van 153 natuur- en recreatiegebieden in Nederland (zie kaart hieronder). In de periode 2014-2021 troffen ze in 80 procent van deze gebieden zulke stoffen aan. In 40 procent overschreed de hoeveelheid de milieunormen, soms tot wel honderd keer. Het overschrijden van de milieunormen duidt op een reëel risico voor het aanwezige waterleven.
Risicovol, maar nodig
Het onderzoek betreft stoffen die de Europese Unie omschrijft als Candidates for Substitution (CfS). Dat wil in feite zeggen: ze vormen ze een risico, maar de landbouw heeft ze nodig, dus we vervangen ze pas als er een goed alternatief voorhanden is. Ecoloog Marco Visser, die het onderzoek leidde: ‘Stoffen op deze lijst zijn bijvoorbeeld mogelijk kankerverwekkend of ze verstoren de voortplanting.' Het is ook bekend dat sommige van deze stoffen invloed kunnen hebben op het bodemleven. Dat laatste lijkt misschien niet zo urgent, maar organismen als schimmels en wormen vormen een belangrijke basis van gezonde natuur en voedselproductie.
Visser: ‘Sinds 2014 is er een algemene verbetering in de waterkwaliteit opgemerkt als we naar de mengseltoxiciteit van alle gemeten bestrijdingsmiddelen kijken. Maar er lijkt er weinig verbetering te zijn als we specifiek kijken naar de CfS-stoffen.’ Visser en collega’s schrijven in het rapport dat hun resultaten aansluiten bij eerdere rapporten. Die laten ook geen duidelijke dalende trend zien in de kans op normoverschrijdingen tussen 2014 en 2021. Ook is het geen grote verrassing om deze bestrijdingsmiddelen onverminderd aan te treffen, aangezien de toepassing ervan niet structureel is verminderd.
Uiterlijk in 2027 moet het water voldoen, want anders…
Dat staat haaks op het doel dat het kabinet in 2013 stelde: 90 procent minder overschrijding van de milieunormen voor oppervlaktewater in 2023. Uiterlijk in 2027 moeten alle EU-landen aan de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water voldoen. Het belangrijke overheidsadviesorgaan Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) waarschuwde afgelopen mei dat de doelen met het huidige beleid niet worden gehaald. Dat kan na 2027 gevolgen krijgen voor economische activiteiten, zoals we dat ook kennen van de stikstofcrisis.
‘Er is helemaal geen keus’
Het platform Binnenlands Bestuur vroeg demissionair minister Mark Harbers (Waterstaat) Harbers om een reactie. Hij zegt dat het kabinet ‘alles op alles’ moet zetten om de waterdoelen te halen. ‘Niet alleen om te voorkomen dat Nederland op slot gaat, maar ook om te blijven voorzien in voldoende zoet drinkwater. ‘Dus er is helemaal geen keus om dit wel of niet te gaan halen.’ De minister erkent wel dat het ‘ingewikkeld’ is. ‘We zullen met veel sectoren in Nederland gewoon ons leven moeten beteren,’ zegt Harbers.
Regels voor pesticiden en waterkwaliteit matchen niet
Nederland is weliswaar een delta waar veel rivieren samenkomen, maar volgens Harbers voegt Nederland meer dan 50 procent van de vervuiling toe. Vooral de soepele toelating van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen vindt hij problematisch, aldus de demissionaire minister in hetzelfde artikel. De regels daarvoor laten namelijk meer toe dan de regels voor waterkwaliteit. Harbers wil dat die twee systemen op elkaar aansluiten en zet zich daarvoor in bij de Europese Commissie. Het ministerie werkt momenteel aan een ‘impulsprogramma’ om de waterkwaliteit sneller te verbeteren. Volgens Harbers komt dat programma er ‘binnen een maand of wat’ aan.
Tekst: Rianne Lindhout