Digitaal leren: Italiaanse en Nederlandse studenten helpen elkaar
Woordjes stampen en gesprekjes doen met studiegenoten helpen om een nieuwe taal te leren. Maar nog beter is om de taal te oefenen met iemand die haar al vloeiend spreekt. In een proef helpen Nederlandse en Italiaanse studenten elkaar digitaal op weg.
De studenten doen dit met behulp van de subsidie Virtuele internationale samenwerkingsprojecten (VIS-subsidie). Die geeft studenten van hogescholen en universiteiten de kans om vanuit Nederland internationale ervaring op te doen. Nederlandse studenten en buitenlandse studenten werken op afstand samen om tot een eindproduct te komen. Ze verbinden lokale vraagstukken aan een internationaal perspectief en leren tegelijkertijd ook digitale vaardigheden.
Een afspraak is geen afspraakje
In een van die projecten werkten Nederlandse en Italiaanse studenten samen. Zo sprak Dagmar Kalisvaart, student Italiaanse taal en cultuur, wekelijks met een Italiaanse student die Nederlands studeert. ‘Elke week kregen we een onderwerp waar we samen over moesten praten, zoals reizen, de keuken of gebaren. Dan voerden we daar een gesprek over, de helft van de tijd in het Nederlands en de andere helft in het Italiaans. Zo konden we allebei de talen goed oefenen.’
De Italiaanse Daniele Araldo studeert Talen, vertalingen en tolken aan de universiteit van Trieste. Tijdens zijn studie leert hij zowel Duits, Engels en Nederlands. Door elke week te praten met zijn Nederlandse partner, begrijpt Araldo de taal beter. ‘Ik wist bijvoorbeeld niet dat een afspraakje iets anders betekent dan een afspraak en dat een vriendje wat anders is dan een vriend. In het Italiaans hebben wij daar twee aparte woorden voor.’
Culturele verschillen
Maar niet alleen de taal en nuances daarvan worden door het project beter geleerd, de studenten horen tegelijkertijd veel over elkaars cultuur en land. Kalisvaart: ‘Ik kwam erachter dat onze schoolsystemen heel anders zijn. Er is daar niet één middelbare school, maar de onder- en bovenbouw zijn twee aparte scholen. En wat ik wel wist, maar wat ook duidelijk naar voren kwam in onze gesprekken, is dat ze in Italië veel later eten dan in Nederland. We hadden ons gesprek vaak vrijdag aan het eind van de dag en als ik dan om half zeven ging eten zei mijn partner: ‘Dat is vroeg!’
Araldo kwam veel te weten over Limburg en de plekken die hij daar kan bezoeken, omdat zijn partner uit die provincie komt. Wat valt hem verder op aan de Nederlandse taal en cultuur? ‘Ik hoorde dat er veel verschillende accenten zijn. En ik vind het opvallend dat buitenlandse tv-programma’s in hun eigen taal op televisie zijn en dat alles is ondertiteld.’
Samenwerken aan een opdracht
Het project loopt nu op zijn eind. Samen met hun partner maakten Kalisvaart en Araldo nog een poster. Die van Kalisvaart ging over de migratie van Italianen na de Tweede Wereldoorlog en die van Araldo over andere talen in Italië. ‘Voor mij als Italiaan was het ook erg interessant’, zegt Araldo. ‘Ik wist al veel over het Duitse gebied in Italië, maar niet over het Franse. Ik heb er veel van geleerd.’
Meer projecten krijgen VIS-subsidie
Het project van Italiaanse en Nederlandse studenten is een van de vijf projecten van Universiteit Leiden die in 2021 een VIS-subsidie kregen. In 2022 hebben nog eens zeven projecten deze subsidie gekregen. Bij toekenning ontvangt de universiteit 15.000 euro van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de aanvrager vrij te roosteren voor het ontwikkelen van het project.
Tekst: Dagmar Aarts
Foto: Cinque Terre, Italië. Unsplash