Als de man op zee is, runnen Scheveningse vrouwen de zaken
Vrouwen alleen achter het aanrecht? Niet in Scheveningen rond 1900. Daar runden sommige vrouwen hele rederijen. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van geschiedenisstudent Sjors Stuurman. Hij bundelde de resultaten in een boek dat hij schreef voor Muzee Scheveningen.
Scheveningse vrouwen hadden vroeger al een reputatie als sterk en doorzettend. Terwijl hun mannen op zee aan het vissen waren, zorgden de vrouwen ervoor dat alles in het dorp op rolletjes liep. In de beeldvorming lag de nadruk daarbij op het huishouden en zorgen voor de kinderen, aldus Sjors. ‘Maar deze vrouwen waren niet alleen maar moeders. Ik heb ontdekt dat ze meer beroepen uitvoeren dan voorheen werd gedacht,’ vertelt hij.
Niet alleen mannenzaken
Eerder werd verondersteld dat de vrouwen voornamelijk in de visserij werkten als nettenmaker of visverkoopster. Hoewel dat voor een grote meerderheid gold, was maar liefst twee derde van alle werkende vrouwen werkzaam in andere sectoren. Een populair beroep onder de Scheveningse vrouwen was dienstbode. Deze vrouwen deden allerlei klusjes in het huishouden van rijke families in Den Haag, zoals bij ambassadeurs of leden van de Tweede Kamer. Het kwam ook relatief vaak voor dat ze werkten in het onderwijs. ‘Dit waren toentertijd typische vrouwenberoepen,’ verklaart Sjors.
Maar er waren ook vrouwen die relatief ongewone posities in de maatschappij innamen. Sjors ontdekte dat een aantal vrouwen na het overlijden van hun man de rederij overnam. Een van hen was Klaartje Vrolijk. Door een groot deel van de touwtjes in handen te houden, wist ze gedurende haar leven een groot vermogen te vergaren. Omgerekend naar huidige maatstaven had ze maar liefst 1,7 miljoen euro in de kluis liggen. ‘De rederijen waren dus niet alleen mannenzaken, want sterke vrouwen zoals Klaartje konden ook succesvol worden,’ zegt Sjors. ‘Dat heeft ze toch allemaal mooi voor elkaar gebokst.’
Doodnormale zelfstandigheid
Dit was verrassend voor een tijd waarin vrouwen niet de vrijheid hadden om zelfstandig financiële keuzes te maken. Tot 1957 waren getrouwde vrouwen in Nederland namelijk handelingsonbekwaam. Zelf een bankrekening openen of een huis kopen kon niet zonder toestemming van de man. Toch waren Scheveningse vrouwen niet onder de indruk van hun vrijheid. Uit herontdekte interviews met bejaarde vissersvrouwen afgenomen in de jaren ‘80 werd duidelijk dat zij die zelfstandigheid doodnormaal vonden. ‘Je was van huis uit gewend dat je vader op zee zat, dus je wist niet anders dat je als vrouw de boel draaiende hield terwijl je man op zee zat,’ legt Sjors uit.
Toen vrouwen in 1958 volgens de wet financieel onafhankelijk werden, veranderde in de praktijk dus niet zo veel voor de Scheveningse vrouwen. ‘Daarover zeiden zij zelf dat ze de financiën altijd al hadden gedaan. Ook voordat het officieel mocht. Eén vrouw zei dat haar man het geld verdiende en zij het uitgaf. Zo werd dat generatie op generatie gedaan.’
Uit noodzaak
Het klinkt progressief: vrouwen die werkten en financieel verantwoordelijk waren voor een bedrijf en huishouden, maar eigenlijk kwam het vooral door noodzaak. ‘Het loon van hun man was vaak bij lange na niet genoeg om het gezin te voeden, dus ze moesten ook geld bijverdienen. Bovendien was het voor deze vrouwen vaak zwaar om alle verplichtingen in hun leven bij te benen terwijl hun man op zee zat,’ vertelt Sjors. ‘Het essentiële punt dat ik dan ook met mijn boek wil maken, is dat Scheveningse vrouwen doorzetters waren die het dorp gaande hielden en dat hun verhalen belangrijk zijn om te vertellen.’