Gebruik van online platforms voor burgerparticipatie: Geen wondermiddel voor inclusiviteit
Je ziet het steeds meer: een online enquête van je gemeente met vragen over hoe jij denkt over de herinrichting van een bepaald gebied of het ontwerp van een nieuwe wijk. Maar hoe inclusief zijn online platforms waarin burgers mogen meebeslissen over plannen en beleid van de overheid? En op welke manier heeft het ontwerp van die online platforms invloed op de deelname van inwoners? Dat onderzocht Annelieke van den Berg in haar promotieonderzoek. Op 5 oktober verdedigt zij haar proefschrift.
Het lijkt inderdaad zo makkelijk. Als de overheid inwoners via de digitale weg om hulp vraagt vallen er barrières voor hun weg. Zij kunnen meedoen waar en wanneer ze willen en het kost weinig tijd. Voor de kwaliteit en legitimiteit van directe burgerparticipatie is het belangrijk dat alle inwoners goed kunnen meedoen en niet alleen de usual suspects zoals ouderen en hoger opgeleiden. Annelieke van den Berg was benieuwd of de aanname klopt dat online platforms inderdaad ervoor zorgen dat de hoeveelheid en diversiteit van deelnemende inwoners toeneemt. ‘Er is niet veel bekend over de effecten van digitale interactie tussen de overheid en haar inwoners.’
Online platforms zijn geen wondermiddel
De promovenda voerde haar onderzoek grotendeels uit in de gemeente Den Haag. ‘De bevolkingssamenstelling in Den Haag is heel divers en de gemeente is een van de koplopers op het gebied van online participatieplatforms.’ De voornaamste conclusie uit het onderzoek is volgens haar dat online platforms een waardevolle toevoeging zijn aan de mix van mogelijkheden om participatie te organiseren, maar dat veel van dezelfde deelnamepatronen die je bij offline participatie ziet, ook online blijven bestaan. ‘Het is geen wondermiddel voor de inclusiviteit van directe participatie.’
Onderwerpen moeten aanspreken
Neem jongvolwassenen, die blijken ook online minder vaak mee te doen. Terwijl je zou verwachten dat ze digitaal toch beter te bereiken zijn dan andere doelgroepen. Annelieke onderzocht de achterliggende redenen. In focusgroepen gaven jongvolwassenen aan niet mee te doen wanneer het onderwerp hen niet aanspreekt of omdat ze al zoveel informatie digitaal tot zich moeten nemen. Ook maakt het voor hen veel uit op welke manier de participatie tot hun komt. ‘Ze willen er niet naar zoeken, het moet via hun eigen netwerk naar voren komen.’
Wat voor de gemeente Den Haag geldt, geldt ook voor andere gemeenten, vermoedt de onderzoeker. ‘Gemeenten hoeven zich geen zorgen te maken dat oudere inwoners moeilijk te bereiken zijn via online platforms. Ook in een online context blijven ouderen oververtegenwoordigd en doen jongere inwoners van onder de vijfendertig relatief minder mee. Daar zijn verschillende theoretische verklaringen voor.’
Waardevolle toevoeging
De manier waarop je een platform ontwerpt, speelt ook een rol bij de deelname van inwoners, merkte ze. ‘Via een veldexperiment, door twee verschillende uitnodigingen te ontwerpen, merkte ik dat relatief kleine veranderingen al effect kunnen hebben op wie er meedoet. Ik raad overheden dan ook aan om de doelgroep van participatie goed te definiëren en van tevoren te bedenken welke groepen inwoners moeilijker te bereiken zijn.’
Bij het ontwerp van het platform is het vervolgens wenselijk om rekening te houden met de belangrijke overtuigingen van deze groepen. ‘Als de overheid zich bewust is van de beperkingen rondom de inclusiviteit van online platforms en ernaar handelt om deze beperkingen te verlichten, zijn online platforms zeker een waardevolle toevoeging aan de toolbox van bestuurders die directe burgerparticipatie willen faciliteren.’
Kroon op vier jaar hard werken
Met de verdediging in zicht is het terugblikken voor Annelieke aangebroken. ‘Ik zie de promotieceremonie als kroon op vier jaar hard werken en wil daar graag van genieten. Ik vond het een leerzaam traject. Naast dat je de gelegenheid krijgt om diep in een onderwerp te duiken is het vooral ook een periode van enorme persoonlijke groei, omdat je zelf aan het roer staat van zo’n omvangrijk project. De begeleiding die je hierbij krijgt kan het proces maken of breken en ik ben ontzettend blij met mijn (co-)promotoren die altijd voor mij klaarstonden. Het moeilijkst vond ik het om te bepalen wanneer mijn werk goed genoeg was. Er blijft altijd wel iets over waar je onzeker over bent of meer aan had willen doen. Na de verdediging kijk ik uit naar de borrel en het diner. Ik verwacht dat het de volgende dag heel lekker wakker worden is in de wetenschap dat mijn promotietraject eindelijk helemaal af is.’
Tekst: Margriet van der Zee