Verraders, profiteurs of collaborateurs: ‘Oordeel over Joodse Raad is lang te hard geweest’
In het collectieve geheugen is lang hard geoordeeld over de Joodse Raad. Dat beeld behoeft bijstelling, beargumenteert universitair docent Bart van der Boom in zijn nieuwe boek ‘De politiek van het kleinste kwaad’.
De Duitse bezetters riepen de Joodse Raad in 1941 in het leven. Veel leden begonnen met het idee de belangen van de Joodse bevolking van Amsterdam en later heel Nederland te behartigen. De Raad was echter ook een instrument van de bezetter om anti-Joodse maatregelen te kunnen uitvoeren, en werkte uiteindelijk ook mee aan de deportaties.
Na de oorlog was het oordeel over de Joodse Raad hard, ook in de geschiedschrijving. ‘De Joodse Raad was een organisatie van Joden die meewerkte aan de vervolging van Joden’, zegt Van der Boom. ‘De voor de hand liggende vraag is dan: waarom doe je dat? Historici Jacob Presser en Loe de Jong gaven in de jaren zestig en zeventig als antwoord “om zelf buiten schot te blijven”. Mensen die voor de Joodse Raad werkten, kregen immers een tijdelijke vrijstelling van deportatie.’
‘Weinig informatie beschikbaar’
Volgens Van der Boom is in die visie echter onvoldoende meegenomen hoe weinig informatie mensen in de Tweede Wereldoorlog hadden. ‘Mensen begrepen destijds maar half wat er met gedeporteerde Joden gebeurde. Iedereen wist dat het niet best was, maar wat ze niet wisten, was dat iedereen die op transport ging, onmiddellijk werd gedood. Daardoor was het lang onduidelijk of gehoorzaamheid een betere strategie was dan verzet. De Joodse Raad is een illustratie daarvan. De leden hoopten door mee te werken de situatie ten goede te keren of toch in elk geval het leed te verzachten.’
Zo organiseerde de afdeling Hulp aan Vertrekkenden spulleninzamelingen voor mensen die vanuit Westerbork op transport werden gezet. Van der Boom: ‘Mensen kregen instructies over wat ze mee moesten nemen: werkschoenen, een goede jas en een stevige rugzak. De Joodse Raad heeft toen heel veel moeite gedaan om die spullen zelf te gaan inzamelen, maar die rugzakken bleven allemaal achter op het perron van Auschwitz. Dat is dus zinloos geweest, maar dat is precies wat de Raad niet wist.’
De Joodse Raad wist niet dat wat zij deed zinloos was.
Dat de Joodse Raad na de oorlog toch werd afgerekend op acties die ze op basis van gebrekkige informatie had ondernomen, komt volgens Van der Boom onder meer door hindsight bias. ‘Het is een bekend psychologisch verschijnsel dat wij achteraf heel slecht kunnen terughalen dat wij verkeerde inschattingen hebben gemaakt. Mensen denken altijd dat zij dingen beter hebben voorzien dan ze in werkelijkheid deden, zeker bij grote rampen. Na de oorlog was het daardoor moeilijk voorstelbaar dat men tijdens de oorlog niet inzag dat gehoorzaamheid een funeste strategie was.’
Maatschappelijke ideeën bijstellen
In zijn boek probeert Van der Boom aan te tonen dat de keuzes van de Joodse Raad in het kader van de tijd wel degelijk logisch waren. ‘Historici zijn er niet om een moreel oordeel te vellen, maar ik probeer wel door de ogen van de Joodse Raad te kijken en uit te leggen waarom haar strategie op dat moment niet zo gek was. Daar zit natuurlijk een soort rechtvaardiging in. Over dit onderwerp bestaat een achterhaalde collectieve herinnering in de maatschappij. Die wil ik graag bijstellen.’