Raadselachtige metaaldeposities waren ‘normaalste zaak van de wereld’
In de Bronstijd werden in Europa veelvuldig bronzen voorwerpen zoals bijlen, zwaarden en sieraden bewust achtergelaten op specifieke plaatsen in het landschap. Uit promotieonderzoek van de Leidse archeoloog Marieke Visser blijkt dat deze handelingen uitingen waren waarmee men zich verhield tot de wereld om hen heen. ‘Het was een heel normale praktijk, die wij niet als irrationeel moeten bestempelen.’ Promotie op donderdag 9 december.
Al sinds de negentiende eeuw proberen onderzoekers de motieven achter selectieve metaaldeposities te verklaren. Toch zijn deze handelingen nog steeds in raadselen gehuld. ‘Archeologen zijn blijven hangen in hele strikte interpretatiemodellen’, zegt Visser. ‘Er zijn bepaalde criteria opgesteld en per vondst zijn vakjes aangevinkt. Daarbij ging men uit van religieuze deposities of niet-religieuze deposities. Dat vind ik een problematische benaderingswijze, omdat de data vaak niet in die hokjes passen. Het moderne idee van religie kan niet zomaar op de Bronstijd geprojecteerd worden.’
Duidelijke patronen
Vanuit de moderne blik is het onlogisch om waardevolle voorwerpen weg te gooien, maar dit was duizenden jaren ‘de normaalste zaak van de wereld’, zegt Visser. ‘Dit was blijkbaar iets dat je gewoon deed.’ Visser vergelijkt het met het gooien van muntjes in een fontein. ‘Ook daarbij gooi je iets van waarde bewust weg op een bepaalde plek. Je gooit een muntje in de fontein, niet in de prullenbak.’
Om een beter begrip te krijgen van deze menselijke handelingen focust ze haar onderzoek niet zozeer op de motieven, maar juist op de handelingen zelf. ‘Over de hele Bronstijd zijn er ongelooflijk veel deposities gevonden. Als je die systematisch gaat onderzoeken, kijkt naar welk voorwerp op welke plek, dan kom je achter de conventies. Dat laat zien dat het niet per ongeluk verloren voorwerpen waren. Er zitten duidelijke patronen in. Dit is met opzet gebeurd.’
'Men wilde uitdrukken dat hun gemeenschappen onderdeel waren van intraregionale netwerken'
In het gebied waar Visser onderzoek deed, kwamen metalen niet natuurlijk voor en waren deze zeer kostbaar. ‘Dat moest allemaal van ver geïmporteerd worden. Die handelsnetwerken zijn belangrijk geweest. Men wilde uitdrukken dat hun gemeenschappen onderdeel waren van intraregionale netwerken. Deposities waren een manier waarop mensen zich konden verhouden tot de wereld om hen heen en hun plek daarin.’
Als voorbeeld noemt Visser een vondst in Denemarken waarbij in één depot voorwerpen lagen uit Denemarken, Centraal-Europa en Groot-Brittannië. ‘Het was eigenlijk een kaart van netwerken en contacten die men toen had, die wordt gerepresenteerd in dat depot.’
Landsgrenzen
Visser onderzocht een gebied (Denemarken, Noordwest-Duitsland en Noord-Nederland) dat nooit eerder als geheel bestudeerd is. ‘Vroeger werden studies binnen landsgrenzen uitgevoerd. De vondsten in deze drie landen zijn behoorlijk gelijk van aard. Toch werd daar vanuit verschillende interpretatiehoeken naar gekeken, ook vanuit de geschiedenis van het land. Op die manier gaan overeenkomsten verloren.’
Visser heeft een database opgebouwd van vondsten daterend uit een lange periode en over een zeer uitgestrekt gebied, waarmee overeenkomsten en patronen makkelijk te herkennen zijn. ‘Ik hoop dat deze data ook door archeologen na mij gebruikt zullen gaan worden.’
Tekst: Tom Janssen