Nationale Denktank: 'Een schoolreisje waar geen einde aan komt'
De uit slimme jongeren bestaande Nationale Denktank die zich jaarlijks buigt over een urgent maatschappelijk probleem, telt dit najaar twee Leidse alumni: Jiao Harmsen en Jort van Dalen. Het thema waar ze ruim vier maanden hun tanden in zetten is ‘onderwijs’.
Het idee achter de Nationale Denktank is de denkkracht van twintig superslimme jongeren - al dan niet afgestudeerde masterstudenten en promovendi – samen te ballen voor de mogelijke oplossing van een actueel maatschappelijk probleem. Daartoe werken de twintig vier maanden non-stop samen, dit jaar in een vleugel van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze worden continu begeleid, er komen veel gastsprekers voor inspiratie en input en ze worden op allerlei manieren getraind. De groep is al snel heel hecht geworden. Een unieke ervaring. 'Het is net een schoolreisje waar geen einde aan komt', zegt Jort van Dalen.
Het thema ‘Onderwijs’ kan geen verrassing zijn geweest: zowel het niveau als de kwaliteit van met name het basis- en het voorgezet onderwijs zakken. Daar moet wat aan gebeuren. De bedoeling is dat de oplossingen daadwerkelijk in de praktijk worden gebracht. Jiao Harmsen en Jort van Dalen voelen allebei een sterke betrokkenheid bij het thema.
‘Een goede leeromgeving helpen creëren’
Harmsen volgde het Leiden University College The Hague. In de bachelor werd ze gegrepen door het onderwijs. ‘Ik ging inzien hoe belangrijk een goede leeromgeving is en vroeg me af hoe ik daaraan zouden kunnen bijdragen, waarbij ik zelf ook kon blijven leren.’ Na haar bachelor nam ze een tussenjaar en ging Engels geven in Equador. Daarna besloot ze voor haar master het neusje van de zalm op het gebied van onderwijsonderzoek te gaan zoeken. ‘Een van de allerbeste onderzoekers bleek te vinden bij de universiteit in Oulu, Finland.’ Harmsen volgde er de sterk onderzoeksgerichte master Education and Globalisation. Ze studeerde in 2020 af.
Maar misschien speelde ook een persoonlijke ervaring mee. Ze vertelt: ‘Op de middelbare school ging het met Engels niet zo goed. Zo kreeg ik het stempel dat mijn Engels zwak was. Mijn moeder was lerares Engels en kon me gelukkig. helpen.’ Toch ging ze de uitdaging van het volledig Engelstalige Leiden University College (LUC) in Den Haag aan. ‘Ik wilde per se alles bijbenen en moest daar hard voor werken. Mijn Engels ging natuurlijk met sprongen vooruit maar ik draag het stigma dat mijn Engels zwak is nog steeds met me mee. Ik ben me sterk bewust van elke fout die ik maak. Ook de Engelstalige master in Finland heeft dat niet kunnen wegnemen.’
‘Kinderen kunnen niet lang vooruit kijken’
Van Dalen heeft eveneens zijn verhaal. Hij kreeg in het basisonderwijs het advies voor een beroepsopleiding, terwijl hij zelf het idee had dat er iets niet klopte. ‘Ik denk helemaal niet in termen van hoger of lager onderwijs, dat heeft een stigmatiserende werking. De termen praktisch en theoretisch zijn beter op zijn plaats.’ Achteraf bezien was de crux het vroege selectiemoment. Je krijgt een label, maar kinderen kunnen op hun twaalfde nog niet zien wat ze kunnen en willen zijn als ze 30 zijn. Je wordt al jong in een keurslijf gedrukt waarin je nauwelijks nog bewegingsvrijheid hebt.’ ‘Dit laat potentieel talent in de samenleving onbenut’. Toen Van Dalen een jaar of 14 à 15 was, kreeg hij een grote belangstelling voor lezen, voor theoretisch leren en voor analyseren. ‘En dan gaat het er maar om in welke omgeving je opgroeit: krijg je steun, krijg je dat belangrijke duwtje?’ Van Dalen groeide op in de ‘juiste’ omgeving en is nu net klaar met zijn master Public Administration, International and European Governance.
Van Dalen is scherp: ‘Laatbloeiers bloeien op deze manier niet’, zegt hij, en verklaart dat gelijke behandeling resulteert in ongelijke kansen. Hij bedoelt dat verschillende kinderen verschillend behandeld moeten worden, waarbij de gemene deler wel een sterke focus op de basiskwalificaties taal, rekenen, en leren leren moet zijn. ‘Het onderwijs creëert een realiteit die zich voegt naar de termen die er worden gebruikt. Ikzelf kan nu net zo goed een onderzoekspaper schrijven als een handig tafeltje timmeren. Maar dat je dat allebei kunt leren is kennelijk niet de bedoeling. Dat zou moeten veranderen.’
Oplossingen moeten landen in het onderwijs
De deelnemers aan de Nationale Denktank worden geselecteerd in drie rondes, waar een motivatiebrief deel van uitmaakt. Het is niet verwonderlijk dat Harmsen en Van Dalen die fase succesvol zijn doorgekomen. ‘We hebben geen van allen ervaring in het onderwijs, of misschien kort, zoals Jiao’, zegt Van Dalen. ‘Dat maakt dat we ons niet in het onderwerp verliezen, een helicopterview proberen te behouden. We staan nu met één been in het onderwijs en er met één been buiten.’ Harmsen: ‘Dat heb je nodig om de aangrijpingspunten te vinden voor oplossingen.’ De groep is van plan er een stuk of tien te formuleren, concreet en toepasbaar, die moeten landen in het onderwijs. Daar zijn ze ook nog eens zelf verantwoordelijk voor dus na vier maanden is het nog niet afgelopen. Inmiddels hebben ze dan een groot netwerk opgebouwd. Voor het zover is, is er echter ook nog veel werk aan de winkel. De groep is de fase van het onderzoek – 164 mensen in het onderwijsveld gebeld en vrijwel klaar met de deskresearch – bijna gepasseerd. Dan volgt de analyse en tenslotte de oplossingen. En steeds werken ze met hypothesen die aanhoudend worden getoetst en steeds aangepast of verworpen en vervangen. Tot er een aantal zijn die staan als een huis. Dan begint het echt wat te worden.
Tekst: Corine Hendriks
Beeld: Nationale Denktank