Frans Osinga in het EW over de situatie in Afghanistan
Frans Osinga, Bijzonder Hoogleraar War Studies, verscheen onlangs in het Elsevier Weekblad met een artikel waarin hij zijn visie geeft op de huidige situatie in Afghanistan.
In het opiniestuk stelt Osinga dat gezien het verloop van de westerse bemoeienis in Afghanistan in de afgelopen twintig jaar, niemand verbaasd kan zijn over de opmars van de Taliban of over het westerse echec; Afghanistan was een missie te ver. Volgens Osinga stond de uitkomst al lang vast en bestaat de Amerikaanse uittocht deels uit krokodillentranen. Osinga: “Afghanistan was al lang gedaald naar de periferie op de westerse lijst van veiligheidspolitieke prioriteiten. Europese landen hadden al jaren geleden hun commitment voor en interesse in de opbouwmissie verloren.” De veiligheidspolitieke heroriëntatie had vele oorzaken. Osinga constateert dat Afghanistan een dure ‘war of choice’ was en dat het steeds moeilijker werd om uit te leggen waarom de missie daar verband hield met de veiligheidspolitieke belangen hier in Europese landen of de VS.
Een illusie
Volgens Osinga heeft president Steinmeier gelijk als hij stelt dat het vertrek een zoektocht naar de oorzaak van het falen van het Westen noodzakelijk maakt en wat die inzichten betekenen. Oorzaken zijn er genoeg en het blijkt dat democratisering een illusie blijft, evenals stabiliteit. Volgens veel analisten was dit niet verrassend. Afghanistan is namelijk een diepverdeelde neo-patrimoniale maatschappij waar de noodzakelijke democratische instituties ontbreken en verkiezingen in Kabul voor de arme bevolking in de provincies niet echt de hoogste prioriteit hebben. Osinga: “Kabul had sowieso weinig invloed in de provincies. Wijdverspreide corruptie ondermijnde het vertrouwen in politici, de rechtspraak en democratie. Daarnaast maakte de Taliban met aanslagen deelname aan politieke manifestaties en verkiezingen riskant.”
Frans Osinga is sinds 2010 hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie in Breda. Hij promoveerde aan de Universiteit Leiden en was research fellow van Instituut Clingendael. Ook was hij gevechtsvlieger bij de Koninklijke Luchtmacht en werkzaam voor de NAVO. De bijzondere leerstoel aan de Universiteit Leiden wordt mogelijk gemaakt door de KVBK, de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap.