Nederlands-Indisch belastingstelsel moest verheffen, maar bleek schone schijn
De Nederlandse overheid voerde eind negentiende eeuw een belastingsysteem in in Nederlands-Indië, met de intentie om de kolonie in een moderne staat te transformeren. Promovendus Maarten Manse schreef zijn proefschrift over deze ontwikkeling en zag hoe hoogdravende koloniale idealen langzaam verzandden in dagelijkse realiteit. Promotie op 2 juni.
Het verhaal achter belasting
In de laatste zeventig jaar van de koloniale bezetting van Indonesië voerde de Nederlandse overheid stapsgewijs een monetair belastingstelsel in. Gek, zou je zeggen, in een land waarin burgers nagenoeg geen inspraak in bestuur hadden, en waar het arbeidsloon amper hoog genoeg lag om daadwerkelijk belasting te kunnen heffen. Maar hier zit een verhaal achter, zegt historicus en promovendus Belastingrecht Maarten Manse.
De Europese weldoener
‘Één van de redenen om een belastingstelsel in te voeren in Nederlands-Indië is denk ik de ‘schone schijn’ geweest’, zegt Manse. ‘In negentiende-eeuws Europa werd belasting gezien als instrument van verlicht, modern bestuur: het betrok de burgers bij de staat en gaf ze identiteit en inspraak. Na de verschijning van Multatuli’s Max Havelaar en de daaropvolgende liberaliseringsgolf, ontstond bij de Nederlandse overheid de behoefte om de koloniale staat beter te rechtvaardigen. Belastingheffing werd hiervoor gepresenteerd als ontwikkelingsinstrument. Door belasting te heffen dachten ambtenaren gekoloniseerde samenlevingen van onderaf te kunnen hervormen. Zo was het tegelijkertijd ook een machtsmiddel.
Van pretentie tot pragmatisme
Voor zijn onderzoek onderzocht Manse het invoeren van het Nederlands belastingstelsel in verschillende delen van Indonesië, en de effectiviteit ervan. ‘Wat ik ontdekte is dat de Nederlanders bij het invoeren van het systeem heel pragmatisch te werk gingen. Zo gebruikten ze bestaande inheemse structuren en transformeerden deze tot een systeem dat voor hen werkte. Zo leunden ze onder andere op bestaande hiërarchieën van landheren en stamoudsten. Ze doopten hen om tot ‘dorpshoofd’ en maakten hen verantwoordelijk voor het innen van belasting. Hierdoor werd ook het belastingstelsel in grote mate van onderaf gevormd.’
Volgekrabbeld met rekensommetjes
Door de complexiteit van de kolonie blijkt het innen van belasting niet gemakkelijk. ‘Er werd enorm veel onderhandeld’, zegt Manse. ‘Dat gebeurde al voor de kolonisatie en sloop zo ook het belastingstelsel in. Boeren onderhandelen met dorpshoofden over de hoogte van de te betalen belasting, en dorpshoofden onderhandelen weer met Nederlanders over de hoogte van de af te dragen belasting. Alles was onderhandelbaar.’
Aantekeningen en rekensommetjes
Op twee belastingformulieren die Manse vond tijdens zijn onderzoek, wordt het onderhandelen goed zichtbaar. De formulieren zijn volgekrabbeld met aantekeningen en rekensommetjes. ‘Wat je daaraan ziet is dat de koloniale staat via benoemde dorpshoofden continu interacteert met de lokale bevolking. En dat die lokale bevolking ook in contact probeerde te komen met de staat om haar positie te verbeteren. Ik vind dit enorm interessant omdat dit het idee van gekoloniseerde mensen als passieve buitenstaander weerlegt. Wat ik zie is dat de Indonesiërs, en hun systemen van sociale organisatie, curciaal waren voor het kolonisatieproces en dat zo mede vormgaven.’
Nuance aanbrengen
Dat het kolonisatieproces genuanceerder ligt dan we voorheen dachten, past in een huidige trend binnen de geschiedwetenschap, zegt Manse. Wetenschappers hebben steeds meer oog voor de rol die gekoloniseerde bevolkingsgroepen speelden in het koloniale staatsvormingsproces. Manse: ‘De wisselwerking tussen de koloniale machtshebbers en de bevolking en de tegenkracht die zij uitoefenden vond ik één van de interessantste conclusies van mijn onderzoek. En dat zie je mooi naar voren komen op zo’n klein belastingformulier.’
Tekst: Julia Nolet